Interne meerwaarden en kapitaalvermindering: er is niks verloren.
Over ‘interne meerwaarden‘ zijn inmiddels al halve bibliotheken vol geschreven. Het was dan ook een fiscaal zeer interessante techniek. Tot de fiscus en uiteindelijk ook de wetgever roet in het eten gooiden.
Een recent arrest van het hof van Beroep te Gent van 28 april 2020 – waarbij een holding zonder reserves toch belastingvrije kapitaalverminderingen mocht doorvoeren – geeft hoop. Het arrest is de bevestiging van een trend in de rechtspraak waarbij de fiscus terug naar start wordt verwezen.
Wat zijn interne meerwaarden?
Wanneer de aandelen van een werkvennootschap worden ingebracht in een eigen (holding)vennootschap, zal de individuele aandeelhouder mogelijk een interne meerwaarde realiseren. De waarde van de aandelen vormt het kapitaal van de holding. Indien er later een kapitaalvermindering wordt doorgevoerd op het niveau van de holding, kon dit tot 31 december 2016 op een belastingvrije wijze gebeuren.
In principe zijn de meerwaarden op aandelen niet belastbaar indien zij kaderen binnen het normaal beheer van privévermogen. Niettemin bekijkt de fiscus de interne meerwaarden met argusogen. Over dit onderwerp werden dan ook talloze rulings aangevraagd.
Feiten
In de zaak voor het hof van Beroep te Gent werd in 2009 een holding opgericht waarbij aandelen werden ingebracht. Hierbij werd een aanzienlijke interne meerwaarde gerealiseerd. Door deze inbreng van aandelen werd een ‘fiscaal kapitaal’ gevormd in de holding dat zij in de toekomst via een kapitaalvermindering belastingvrij zou kunnen uitkeren.
Ook in deze casus was een ruling verkregen over de realisatie van belastingvrije interne meerwaarden. De Rulingcommissie vroeg daarbij van de betrokken belastingplichtigen de ‘standaard-engagementen’, zoals onder andere de belofte om drie jaar lang geen kapitaalvermindering door te voeren.
De holding in kwestie had daarom pas in 2012 en 2014 een belastingvrije kapitaalvermindering doorgevoerd.
Aanvankelijk beschikte de holding eigenlijk ook niet over voldoende liquide middelen om deze kapitaalverminderingen door te voeren. Dit werd wel mogelijk doordat ze dividenden liet opstromen vanuit haar werkvennootschappen.
‘Nieuwe’ antimisbruikbepaling van art. 344,§1 WIB’92
De fiscus kon het blijkbaar moeilijk verkroppen dat zij zoveel roerende voorheffing misliep en ging op jacht. Op basis van de ‘nieuwe’ antimisbruikbepaling van art. 344 WIB’92 beschouwt ze de belastingvrije kapitaalvermindering als een gewoon belastbaar dividend aan de aandeelhouders/natuurlijke personen. Deze ‘nieuwe’ antimisbruikbepaling trad in werking vanaf aanslagjaar 2013.
In eerste aanleg gaf de rechter de fiscus nog gelijk. In hoger beroep moet de fiscus in het zand bijten.
Het opstromen van dividenden en de daaropvolgende kapitaalverminderingen vonden inderdaad plaats na de inwerkingtreding van de ‘nieuwe’ antimisbruikbepaling.
Maar deze transacties vormen één geheel met de realisatie van de interne meerwaarden volgens het hof. De inbreng van de aandelen in de holding dateert al van 2009, zijnde vóór de inwerkingtreding van de nieuwe antimisbruikbepaling.
De taxatie via een retroactieve toepassing art.344, §1 WIB’92 was volkomen onterecht.
Conclusie
Het Hof van Beroep te Gent zet haar positieve trend in de rechtspraak over belastingvrije kapitaalverminderingen voort. Het ziet er naar uit dat de fiscus haar strijd in Gent alvast verliest. Haar belangrijkste wapen, zijnde de antimisbruikbepaling van art. 344, §1 WIB’92, kan vanzelfsprekend niet retroactief worden toegepast.
Het Hof voegt er nog aan toe dat een dergelijke belastingvrije kapitaalvermindering zelfs zeer duidelijk in de wet is geregeld. Dan is het toch logisch dat dit geen fiscaal misbruik kan uitmaken?
Toetst u graag uw huidige fiscale situatie af? Contacteer ons voor een analyse.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.