VVPRbis: verlaagde voorheffing na afschaffing kapitaal
Met de invoering van het Wetboek voor vennootschappen en verenigingen (hierna “WVV”) is de vereiste van kapitaal bij een bv en cv weggevallen. Op vennootschapsrechtelijk vlak kan men deze vennootschappen voortaan perfect oprichten zonder daadwerkelijk rekening te moeten houden met een minimale opgelegde financiële inbreng.
Aanvankelijk vereiste men ook op fiscaal vlak een minimumkapitaal voor het VVPRbis-regime. Kort samengevat kunnen kleine vennootschappen dankzij dit VVPRbis-regime sinds 1 juli 2013 nieuwe aandelen uitgeven waarbij toekomstige dividenduitkeringen optimaal plaatsvinden aan een verlaagd tarief van 15%.
Door een fiscale wetswijziging is ook voor de toepassing van VVPRbis sinds 1 mei 2019 niet langer een minimumkapitaal vereist.
Wetswijziging roept heel wat vragen op
Oorspronkelijk bepaalde het art. 269, §2, derde lid WIB’92 in het bijzonder: “De vennootschappen zonder minimaal maatschappelijk kapitaal worden uitgesloten van het voordeel van de maatregel, tenzij na de inbreng van het nieuw kapitaal het maatschappelijk kapitaal van die vennootschap minstens gelijk is aan het minimaal maatschappelijk kapitaal van een BVBA, als bedoeld in artikel 214, § 1, van het Wetboek van vennootschappen.”
Met de afschaffing van de kapitaalvereiste in het WVV werd ook deze fiscale bepaling geschrapt. Door deze schrapping hoeven nieuw opgerichte kleine vennootschappen niet langer een minimumkapitaal te volstorten om te kunnen genieten van het fiscaal gunstregime van VVPRbis.
De fiscale wetswijziging is van toepassing op “verhogingen en verminderingen van kapitaal doorgevoerd vanaf 1 mei 2019.”
Deze wetswijziging riep echter heel wat vragen op voor de reeds bestaande bv(ba’s) die hun minimumkapitaal nog niet hadden volstort.
Uit de parlementaire voorbereiding (Parl.St. Kamer 2012-13, nr. 2853/1, 8; Ci.RH.233/629.197, 24 februari 2014) was reeds gebleken dat de niet-volstorting op het moment van de creatie van nieuwe aandelen de toepassing van VVPRbis niet belet. Het is voldoende dat de aandelen volstort zijn op het ogenblik van het toekennen van de dividenden.
Maar wat bijvoorbeeld bij de terugbetaling van een inbreng? We vlooien het hierna voor u uit.
BV’s opgericht vóór 1 mei 2019
Volstorten of niet?
We beginnnen bij de bv’s die zijn opgericht sinds 1 juli 2013, maar vóór 1 mei 2019. Wat indien hun kapitaal nog niet volledig volstort is? Kunnen zij genieten van het VVPRbis-regime?
Wel, artikel 269, §2 laatste lid WIB’92 stelt: “De onderschreven sommen betreffende de verhoging van het “kapitaal” moeten volledig volstort zijn en er mogen bij die gelegenheid geen preferente aandelen worden gecreëerd.” De volledige volstorting van 18.550 euro is hier m.a.w. wel nodig. Het moment van de volstorting maakt in principe niet uit, zolang het maar gebeurt vóór de toekenning van de dividenden. (zie ook supra)
Mogelijke oplossing: “vrijstelling van volstortingsverplichting”
Toch zou men hieraan kunnen ontsnappen door te kiezen voor de zogenaamde “vrijstelling van volstortingsverplichting”. Enkele rulings (nr. 2020.0114 en 2020.0178 van 21 april 2020) bevestigen dit alvast. Vervolgens zou men het kapitaal er volledig kunnen uithalen.
Hou uiteraard steeds in het achterhoofd dat de fiscus de algemene antimisbruikbepaling van art. 344, §1 WIB’92 kan toepassen indien er geen andere dan fiscale motieven voorhanden zijn bij de transactie.
BV’s opgericht vanaf 1 mei 2019
Voor bv’s opgericht vanaf 1 mei 2019 is het eigenlijk simpel. Voor deze vennootschappen geldt niet langer de vereiste van het minimumkapitaal van 18.550 euro.
Van zodra ‘een‘ bedrag daadwerkelijk is ingebracht, wordt dit beschouwd als “volgestort”. Zij kan dus genieten van het VVPRbis-regime. De ‘beschikbaarheid’ of ‘onbeschikbaarheid’ van dit eigen vermogen doet er trouwens ook niet toe.
Kapitaalvermindering
Wat gebeurt er nu wanneer het niet-volstorte deel werd volstort en vervolgens de inbreng wordt terugbetaald?
Zoals reeds hoger gezegd, zal een latere terugbetaling van de inbreng, eerst aangerekend worden op het VVPRbis-kapitaal, overeenkomstig art. 269,§2 voorlaatste lid WIB’92. Maar de inbreng die in aanmerking kwam voor VVPRbis zal in principe na die terugbetaling ook nog in aanmerking komen voor VVPRbis. Let ook hier opnieuw op dat de kapitaalvermindering de toets van de algemene antimisbruikbepaling kan doorstaan.
Conclusie
Ziet u door het vennootschapsrechtelijke bos, de fiscale bomen nog? aternio legal staat u graag bij. Aarzel niet en contacteer ons voor meer informatie.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.