Vrijgestelde wederopbouwreserve moet solvabiliteit opkrikken
Heel wat vennootschappen kregen het hard te verduren door de meedogenloze COVID-19 crisis. Net daarom riep de wet van 19 november 2020 de ‘vrijgestelde wederopbouwreserve’ in het leven. Deze vrijgestelde wederopbouwreserve moet de solvabiliteit opkrikken van ondernemingen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting. Maar wat zijn nu de voorwaarden en hoe gaat het concreet in zijn werk? U leest het hieronder.
Wie komt in aanmerking voor de vrijgestelde wederopbouwreserve?
Vennootschappen die een boekhoudkundig verlies geleden hebben in boekjaar 2020 komen in aanmerking voor de vrijgestelde wederopbouwreserve. Om de solvabiliteit opnieuw op te krikken kan u een reserve aanleggen die betrekking heeft op de aanslagjaren 2022, 2023 en 2024. Hier is één uitzondering op: vennootschappen waarvan het boekjaar afsloot van 1 januari 2020 tot 30 juli 2020 mogen zelf de referentieperiode kiezen. Zij hebben de keuze uit het boekjaar afgesloten in 2020 of in 2021. De keuze van het boekjaar wordt gemaakt op basis van wanneer de reserve voor het eerst wordt aangelegd én is onherroepelijk.
Er zijn echter wel een aantal restricties verbonden aan deze reserve, namelijk:
- De wederopbouwreserve is beperkt tot het geleden boekhoudkundige verlies in boekjaar 2020. De aanleg van de reserve kan bijgevolg in geen enkel geval hoger zijn dan het geleden verlies. Let op: we hebben het hier over het boekhoudkundige verlies niet het fiscaal verlies. Dit impliceert het negatieve verschil tussen de bedrijfsopbrengsten en bedrijfskosten.
- De aanleg van de reserve wordt elk aanslagjaar opnieuw beperkt tot de belastbare gereserveerde winst. Dit voor het belastbare tijdperk zoals berekend voor de aanleg van de vrijgestelde reserve en na aanpassingen van de beginstand van de reserves.
- Ongeacht bovenstaande beperkingen mag de aanleg van de vrijgestelde wederopbouwreserve nooit meer bedragen dan 20 miljoen euro.
Onaantastbaarheidsvoorwaarde
De meest prominente regel om van dit voorrecht gebruik te kunnen maken is die van de onaantastbaarheidsvoorwaarde. Deze heeft als doel om erover te waken dat de wederopbouwreserve louter en alleen het opkrikken van de solvabiliteit als resultaat heeft. De gereserveerde winst is dus onaantastbaar, waardoor u deze op geen enkele manier kan uitkeren.
Terugname vrijstelling
Schending van de onaantastbaarheidsvoorwaarde resulteert immers in een terugname van de vrijstelling. Dit impliceert dat de wederopbouwreserve effectief belastbaar wordt. Om de voorwaarde te respecteren mag de vennootschap onder andere sinds 12 maart 2020 geen:
- kapitaalvermindering gedaan hebben
- eigen aandelen ingekocht hebben
- dividenden uitgekeerd hebben
- andere verminderingen van het eigen vermogen hebben plaatsgevonden (bv. tantièmes)
- daling van de tewerkstelling hebben. Concreet wordt dit gemeten door post 620 (bezoldigingen en rechtstreekse sociale oordelen) in boekjaar 2019 als referentie te nemen. Wanneer in de opvolgende jaren blijkt dat het bedrag op post 620 met meer dan 15% daalt, wordt de vrijstelling teruggenomen ten belope het verschil tussen 15% en de overschrijding. Ziet u door de bomen het bos niet meer? Dan kan onderstaand voorbeeld verheldering scheppen.
Praktisch voorbeeld
In bijlage kan u een uitgebreid voorbeeld terugvinden met de daar bijhorende boekhoudkundige verwerking. We zoomen hier specifiek in op een situatie waarbij de belastbare gereserveerde winst groter is dan het geleden bedrijfsverlies.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.