Voordeel verwarming en elektriciteit: wettekst is (uitzonderlijk) duidelijk
Er zijn van die momenten dat je het met bijna iedereen oneens moet zijn. Welnu, de nieuwe wettekst inzake forfaitaire raming van de voordelen van alle aard voor de kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit zorgt voor zo een moment. Middels Koninklijk Besluit van 19 december 2021 grijpt de wetgever vanaf 1 januari 2022 in op het kosteloos verstrekken van energie. Dit is een kleine prelude op de broodnodige en aangekondige bredere fiscale hervorming en modernisering van het Belgisch belastingstelsel. Waarover gaat het?
Verwarming en elektriciteit – voordeel alle aard
Bij de kosteloze verstrekking van elektriciteit en verwarming door een vennootschap ontstaat er een voordeel alle aard in hoofde van de genieter. Om oeverloze discussies te vermijden omtrent de werkelijke waarde van het voordeel voorziet de wet in forfaitair belastbare bedragen.
Voor dergelijke kosteloze verstrekking bestaat er een onderscheid tussen leidinggevend personeel, zoals een bedrijfsleider, en ander personeel. In concreto betekent dit voor het aanslagjaar 2023 (inkomsten 2022) de volgende belastbare voordelen: bij leidinggevend personeel 2.130 euro voor verwarming en 1.060 euro voor elektriciteit , bij ander personeel respectievelijk 960 euro en 480 euro.
Dergelijke aanpak is al decennia helder en zorgt aldus voor rechtszekerheid. Geen gekissebis over de werkelijke waarde van het voordeel. De energiecrisis waar we nu met zijn allen inzitten zorgt echter voor turbulentie. Het is duidelijk dat de werkelijke kost, gedragen door de vennootschap, veel hoger is dan het forfaitair voordeel. De Minister van Financiën zag in deze kloof een fiscale onrechtvaardigheid. De gebruikelijke oplossing is dan sleutelen aan de fiscale koterij.
Ter beschikking stellen onroerend goed
Op het einde van 2021 heeft de wetgever met een Koninklijk Besluit een einde willen maken aan de voordelige energieforfaits. Met name in die gevallen waarbij kosteloos elektriciteit en/of verwarming niet is gecombineerd met het kosteloos ter beschikking stellen van een woning. Althans dat wil het Verslag aan de Koning en bepaalde rechtsleer, waaronder Jef Wellens (Wolters Kluwer), ons doen geloven. Maar is dit echt wat in het gewijzigde artikel 18, § 3, punt 4, van het KB/WIB 92 staat?
Wat zonneklaar is dat er vanaf 1 januari 2022 geen forfaitair voordeel meer is voor verwarming en elektriciteit wanneer degene die het voordeel verleent niet tegelijk het onroerend goed waar de energie wordt verbruikt, ter beschikking stelt. In dergelijke situatie is het voordeel gelijk aan de werkelijke kostprijs. Bij gemengd gebruik zijn we dan begonnen aan een rondje armworstelen met de fiscus over de verhouding beroeps- en privégebruik.
Het is echter onjuist om te beweren dat de vennootschap het onroerend goed gratis ter beschikking moet stellen. Een juiste lezing van de finale wettekst laat hierover geen discussie.
Gratis woning of toch niet?
Alles is te herleiden tot het tekstverschil tussen het Verslag aan de Koning en de finale wettekst.
Het Verslag zegt dat de forfaitair voordelen die gevallen beoogt “waarbij kosteloos elektriciteit en/of verwarming wordt verstrekt samen met het kosteloos ter beschikking stellen van een woning”.
In de finale tekst van artikel 18, § 3, punt 4, 1° KB/WIB 92 staat echter dat het voordeel van kosteloze energieverstrekking forfaitair wordt geraamd “wanneer degene die het voordeel verleent ook het onroerend goed waarvoor het voordeel wordt verleend, ter beschikking stelt.” Het onroerend goed waarvoor het voordeel wordt verleend, verwijst naar de plaats van energieverbruik. Zoals hierboven reeds gesteld ‘geen forfaitaire energieverstrekking zonder hiermee verbonden ter beschikking gestelde woning’. Men mag het woord “kosteloos” echter niet lezen wanneer het er niet staat. De wettekst schrijft namelijk niet “wanneer degene die het voordeel verleent ook het onroerend goed waarvoor het voordeel wordt verleend, kosteloos ter beschikking stelt.”
Een duidelijke wet behoeft geen interpretatie. Op basis van de wettekst kan men het forfaitair voordeel voor verwarming en elektriciteit nog steeds combineren met het niet-kosteloos ter beschikking stellen van de woning waar de vennootschap gratis energiegebruik verleent. Effectieve terugbetaling van het voordeel voor bewoning of het betalen van woninghuur aan de vennootschap beletten de forfaitaire benadering niet.
Grondwettelijk gelijkheidsbeginsel
Bovendien is, volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, een verschil in behandeling slechts verenigbaar met de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, wanneer dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Vraag is of dit überhaupt het geval is met de wijziging van 10 december 2021? Laat staan of een onderscheid tussen kosteloze en niet-kosteloze ter beschikking stelling een dergelijke verschil verantwoord.
Conclusie
Sinds 1 januari 2022 is er geen forfaitair voordeel meer voor verwarming en elektriciteit wanneer degene die het voordeel verleent niet tegelijk het onroerend goed, waar men de energie verbruikt, ter beschikking stelt.
Op basis van de huidige wettekst is het forfaitair voordeel voor verwarming en elektriciteit wel degelijk combineerbaar met het niet-kosteloos ter beschikking stellen van de woning waarvoor het gratis energiegebruik is verleend. Terugbetaling van het voordeel voor bewoning of het betalen van woninghuur aan de vennootschap beletten de toepassing van de forfaitaire voordelen voor verwarming en elektriciteit niet. In casu delen we de lezing of interpretatie in sommige rechtsleer niet.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.