Terbeschikkingstelling van opslagruimten en btw
De Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB, Rulingcommissie) heeft in een ruling gesteld dat het zinvoller is om de 10%-drempel te beoordelen rekening houdend met het volume van de opslagplaats, en niet met de oppervlakte. Bovendien wordt volgens de DVB het voorwerp van de huurovereenkomst doorslaggevend, met toepassing van “bijzaak volgt hoofdzaak” (Voorafgaande beslissing nr. 2015.035).
Feiten
Vennootschap X wenst de door haar nieuw opgerichte opslagplaatsen ter beschikking te stellen aan derden. Iedere hal bestaat zowel uit pure opslagruimte als uit beheerruimte (burelen en voorzieningen voor de personen belast met het beheer van de opgeslagen goederen, zoals kleedruimtes, wc en douche, kitchenette, kasten, technische ruimtes, …).
De verhouding van de oppervlakte van de beheerruimte tegenover de totale oppervlakte bedraagt gemiddeld 14,03%. Indien echter rekening wordt gehouden met het volume, komt men op een verhouding van ongeveer 5%.
In de ontwerp-huurovereenkomst wordt bepaald dat de ter beschikking gestelde ruimten uitsluitend mogen gebruikt worden voor opslag en stockage van goederen, en dat de ter beschikking gestelde oppervlakte niet mag worden aangewend als verkoopruimte, noch om er een maatschappelijke zetel te vestigen, noch om er raden van bestuur te laten plaatsvinden.
Aan de Rulingcommissie werd de vraag voorgelegd of de geplande verrichtingen kunnen gekwalificeerd worden als een aan btw onderworpen verhuur van opslagruimten.
10%-regel voor beheerruimte bij verhuur van opslagruimte
De btw-administratie aanvaardt de toepassing van de btw indien de beheerruimte, of enige andere ruimte in het betreffende gebouw, niet meer bedraagt dan 10% van de totale oppervlakte van het gebouw. Hierbij mag het gebouw uitsluitend gebruikt wordt door personen die belast zijn met het beheer van de opgeslagen goederen, en het essentiële voorwerp van de overeenkomst die tussen de partijen werd afgesloten, dient de terbeschikkingstelling van bergruimte te zijn voor het opslaan van goederen.
De DVB leidt hieruit af dat het zinvoller is om de 10%-drempel te beoordelen rekening houdend met het volume van de afzonderlijke ruimten. Uit de feitelijke gegevens blijkt dat het volume beheerruimte slechts tussen 5,12% en 5,91% van het totale volume schommelt. Volgens deze redenering is de 10%-drempel aldus niet overschreden.
Rulingcommissie: bijzaak volgt hoofdzaak
In het kader van de toepassing van de 10%-regel verwijst de DVB naar het principe van “bijzaak volgt hoofdzaak”. Zij haalt aan dat in de rechtspraak reeds meermaals werd geoordeeld dat niet de oppervlakte van de ruimtes determinerend is, maar wel of de opslag werkelijk het essentiële voorwerp van de overeenkomst vormt. Bij deze visie volgt de bijkomstige prestaties het fiscale stelsel van de hoofdprestatie. Een prestatie is bijkomstig wanneer ze niet het doel op zich is, maar enkel een middel is om de hoofddienst zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
De DVB stelt vast de terbeschikkingstelling van bergruimte het essentiële voorwerp is van de overeenkomst; overige activiteiten door de huurders worden duidelijk beperkt/verboden.
Volgens de DVB blijkt hieruit duidelijk dat de hallen bestemd zijn voor een opslagactiviteit; de bijhorende ruimtes zijn louter bestemd voor de opslagbeheerders. De beheerruimten volgen aldus de regeling van de hoofdzakelijke bestemming van de ruimte, zijnde terbeschikkingstelling van opslagruimte, dus met toepassing van btw.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.