Samenwoning, een verplichting bij wettelijke samenwoonst?
Er zijn tussen mensen heel wat vormen van samenwoning denkbaar. Wat het samenleven tussen twee personen betreft maakt de wetgever een onderscheid tussen gehuwden, feitelijke samenwonenden en zij die wettelijk samenwonen.
In concreto stellen koppels zich soms de vraag of men wettelijk kan samenwonen zonder dat er daadwerkelijk sprake is van samenleving onder één dak. Wettelijke samenwoning kan immers deel uitmaken van een ruimere (successie)planning. Is er sprake van een samenwoningsverplichting bij wettelijke samenwoners?
Wettelijk samenwonen – voorwaarden
Mits te voldoen aan zekere vormvoorschriften kan een stel genieten van het instituut van de ‘wettelijke samenwoning’.
Zodra twee personen samen een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van hun gemeente, zijn zij wettelijk samenwonend.
Wettelijke samenwoning kan tussen twee personen die al dan niet een seksuele relatie hebben, ongeacht geslacht of verwantschap. U kan dus wettelijke samenwonen met een verwante, zoals een broer of zus, een ouder of een kind.
Om een een verklaring van wettelijk samenwonen af te leggen is het vereist dat u:
- juridisch bekwaam bent om overeenkomsten af te sluiten;
- niet gehuwd bent; én
- niet wettelijk samenwoont met iemand anders.
Het lijkt op het eerste zicht zonneklaar dat er bij wettelijke samenwoning sprake moet zijn van samenwoonst.
Samenwoningsverplichting
Zoals door het Hof van Beroep te Gent op 23 mei 2019 bevestigd, is er als zodanig geen samenwoningsverplichting voor wettelijke samenwonenden. Het Hof zegt het onomwonden: “Er speelt (immers) in se geen samenwoningsverplichting voor wettelijk samenwonenden, hoe
paradoxaal dit ook moge overkomen.”
Het daadwerkelijk dagelijks samenwonen is geen bestaansvoorwaarde voor de wettelijke samenwoning. Evenmin kan de samenwoning als een persoonlijk gevolg van de wettelijke samenwoning worden beschouwd. Met andere woorden men kan wettelijk samenwonen en tegelijk in een lat-relatie zitten. Living apart together onder het spreekwoordelijke dak van de wettelijke samenwoning.
In hoeverre er in dergelijke situatie sprake is van een oprechte of fictieve wettelijke samenwoonst moet men geval per geval bekijken. Deze toetsing is bovendien enkel echt relevant bij overlijden van één van de partners.
Overlijden van één van de partners
Artikel 745octies, § 1, eerste lid BW bepaalt namelijk dat de langstlevende wettelijk samenwonende, ongeacht met welke erfgenamen deze tot de nalatenschap komt, het vruchtgebruik verkrijgt van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en van de daarin aanwezige huisraad.
De werkelijke duurtijd van de wettelijke samenwoning is as such irrelevant voor de toepassing van deze wettelijke bepaling. Wel is het zo dat dit vruchtgebruik enkel wordt verkregen wanneer er (a) ten tijde van het overlijden een wettelijke samenwoning in voege is en (b) de gemeenschappelijke verblijfplaats geheel of gedeeltelijk eigendom is van de eerststervende wettelijke samenwonende partner.
Als er dus een niet-fictieve samenwoningsrelatie is, speelt het genoemde wettelijke erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende ten volle. In de casus die aan het Hof is voorgelegd was er weldegelijk én een affectieve partnerrelatie én een wettelijke samenwoning. Dat één van de partners (hoofdzakelijk) elders verblijft en de gemeenschappelijke woonplaats als tweede verblijf aanhoudt, neemt het erfrecht niet weg.
Het Hof stelt fijntjes dat er “niets mis is met successieplanning, ook niet middels een wettelijke samenwoning”.
Einde van de wettelijke samenwoning
De wettelijke samenwoning eindigt op volgende manieren:
- in onderlinge overeenstemming door de samenwonenden;
- via een eenzijdige schriftelijke verklaring door één van de samenwonenden die afgegeven wordt op de burgerlijke stand van de gemeente;
- door huwelijk; of
- door overlijden van een van de partners.
Conclusie
Hoe paradoxaal het ook mag klinken er is geen samenwoningsverplichting voor wettelijk samenwonenden.
Evenwel zal de langstlevende, die wil genieten van het wettelijk voorziene vruchtgebruik van de gemeenschappelijke verblijfplaats en de hierin aanwezige huisraad, moeten aantonen dat er sprake is van een affectieve partnerrelatie én een wettelijke samenwoning. Dat één van de partners (hoofdzakelijk) elders verblijft en de gemeenschappelijke woonplaats als tweede verblijf aanhoudt sluit dit vruchtgebruik niet per definitie uit. Een lat-relatie is combineerbaar met wettelijke samenwoning.
aternio legal helpt u bij uw successieplanning. Contacteer ons.
Bron: Gent 23 mei 2019, T.Not. 2019, nr. 10, p. 834-835
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.