Participatievoorwaarde bij een familiale vennootschap en erfbelasting
Wie aandelen van een vennootschap erft, kan onder bepaalde voorwaarden genieten van een vlak tarief van 3 % erfbelasting voor de vererving van familiale vennootschappen. Om van dit voordelig tarief te kunnen genieten, moet de erflater op het ogenblik van overlijden een bepaald percentage van de aandelen van de vennootschap in handen hebben. Een discussie over de vervulling van deze participatievoorwaarde kwam aan bod in een arrest van het Hof van Beroep te Gent.
Participatievoorwaarde
Om te voldoen aan de participatievoorwaarde, moet de erflater een minimumpercentage van de vennootschap in handen hebben.
- 50 % van de volle eigendom van de aandelen moet in handen zijn van de erflater en/of zijn familie;
- 30 % van de volle eigendom van de aandelen moet in handen zijn van de erflater en/of zijn familie indien hij
- hetzij gezamenlijk met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar is van minstens 70 % van de aandelen van de vennootschap;
- hetzij gezamenlijk met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar is van minstens 90 % van de aandelen van de vennootschap.
Onder “familie van de erflater of de aandeelhouder” wordt verstaan:
- de echtgenoot of samenwonende van de erflater of aandeelhouder;
- de verwanten in rechte lijn van de erflater of aandeelhouder alsook hun echtgenoten of samenwonenden;
- zijverwanten van de erflater of aandeelhouder tot en met de tweede graad en hun echtgenoten of samenwonenden;
- kinderen van vooroverleden broers en zusters van de erflater of aandeelhouder;
Eerste aanleg Brugge
De erflater had iets meer dan 15 % van de aandelen in handen. De overige aandelen van de vennootschap zijn eigendom van een bvba. Deze bvba is op haar beurt via een burgerlijke maatschap volledig in handen van de erfgenaam en diens familie.
De erfgenaam was van oordeel dat de onrechtstreekse participatie via de bvba mee in rekening moet worden genomen voor de berekening van de 50 % grens.
De fiscus, hierin gevolgd door de rechtbank van eerste aanleg, was het hier echter niet mee eens.
Hoger Beroep Gent
De erfgenaam liet het daar niet bij en besloot in hoger beroep te gaan. Voor het Hof van Beroep te Gent voert de erfgenaam een schending van het gelijkheidsbeginsel aan. Volgens hem is de voorliggende situatie net dezelfde als deze waarin niet een vennootschap, maar een maatschap of stichting administratiekantoor, deze aandelen in handen zou hebben.
Het Hof is het niet eens met deze visie en oordeelt dat een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof niet aan de orde is. Een vennootschap die rechtspersoonlijkheid bezit kan immers niet zomaar gelijk worden gesteld aan een maatschap, een controlevehikel zonder rechtspersoonlijkheid.
Evenmin kan een bvba zomaar gelijk gesteld worden met een private stichting. De stichting heeft immers geen aandeelhouders of leden. Haar vermogen dient aangewend te worden voor een belangeloos doel. De stichting mag verder geen stoffelijk voordeel verschaffen aan de stichters, de bestuurders of enig ander persoon, indien dit kadert in de verwezenlijking van het belangeloos doel. De vergelijking met een private stichting gaat met andere woorden niet op.
Het Hof van Beroep te Gent concludeert bijgevolg dat de erfgenaam geen aanspraak kan maken op het verlaagd tarief, en dat de aanslag inzake erfbelasting bijgevolg correct was.
Voor meer informatie over de participatievoorwaarde kan u steeds terecht bij onze juristen.
Bron: samenvatting op site van VLABEL (http://www.belastingen.vlaanderen.be)
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.