Nieuwe interestaftrekbeperking: zijn interesten nog volledig aftrekbaar?
De nieuwe Belgische interestaftrekbeperking werd in het leven geroepen als omzetting van de Europese Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD). Het doel van de ATAD is de verdere uitholling van de belastbare grondslag middels de aftrek van interesten te vermijden.
Vóór de nieuwe interestaftrekbeperking kende België een behoorlijk gunstig interestaftrekregime. Wat is de impact van ATAD?
Vanaf wanneer?
De nieuwe regeling inzake de interestaftrekbeperking is opgenomen in het nieuwe artikel 198/1 WIB’92 . Deze zal van toepassing zijn op boekjaren die lopen vanaf 1 januari 2020.
Hierdoor is België één jaar te laat. De omzetting van de richtlijn zou namelijk in werking moeten treden vanaf 1 januari 2019. De lidstaten kunnen uitstel van deadline vragen indien zij reeds een regeling hebben die even doeltreffend is als de nieuwe maatregel. België heeft van deze optie gebruikt gemaakt. Zij meent dat het uitstel te verantwoorden is op grond van de onderkapitalisatieregel (thin cap), de aftrek in functie van de marktrente en de algemene antimisbruikbepaling. Vraag is of deze argumenten volstaan voor de Europese Commissie.
Toepassingsgebied interestaftrekbeperking
Zowel Belgische rechtspersonen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, alsook Belgische inrichtingen die onderworpen zijn aan de belasting van niet-inwoners vallen onder het toepassingsgebied van de nieuwe interestaftrekbeperking.
Artikel 198/1, §6 WIB’92 voorziet wel in enkele uitzonderingen. Zo vallen financiële instellingen en vennootschappen met als enige activiteit het uitvoeren van projecten van publieke-private samenwerking (PPS) buiten het toepassingsgebied. Onder financiële instellingen worden onder andere kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en pensioeninstellingen begrepen. In een nog niet aangenomen wetsontwerp worden ook leasingondernemingen als kredietinstellingen beschouwd.
Daarnaast geldt de nieuwe interestaftrekbeperking ook niet voor vennootschappen die geen deel uitmaken van een groep, geen buitenlandse inrichtingen bezitten, geen rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming van ten minste 25% in een andere vennootschap aanhouden en waarvan de aandeelhouder geen rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming van ten minste 25% in één of meerdere vennootschappen bezit.
Financieringskostensurplus
De nieuwe interestaftrekbeperking houdt in dat de netto-interestlasten niet langer aftrekbaar zijn in de mate dat ze of de minimis-drempel van 3 miljoen euro of 30% van de belastbare EBITDA overtreffen. De netto-interestlasten worden ook wel het financieringskostensurplus genoemd.
Het financieringskostensurplus wordt verkregen door financieringsopbrengsten te verminderen met de financieringskosten. De financieringsopbrengsten worden gevormd door het totaalbedrag aan interestopbrengsten, alsook de economisch gelijkwaardige opbrengsten die in de winst van het belastbaar tijdperk zijn begrepen en die niet zijn vrijgesteld door middel van een dubbelbelastingverdrag. De financieringskosten is het totaalbedrag aan interestlasten en economisch gelijkwaardige kosten die een aftrekbare beroepskost uitmaken en die niet verbonden zijn met een vaste inrichting waarvan de winst vrijgesteld is door middel van een dubbelbelastingverdrag.
Uitzondering wordt gemaakt voor PPS-projecten en voor leningsovereenkomsten afgesloten voor 17 juni 2016. Deze laatste uitzondering geldt enkel op voorwaarde dat er na deze datum geen fundamentele wijziging aan de leningsovereenkomst werd aangebracht. Voorbeelden van een fundamentele wijziging zijn wijziging van de partijen, rentevoet, duurtijd of herfinanciering.
Berekening belastbare EBITDA
Gezien voornoemde grensbedragen is het belangrijk te weten hoe de belastbare EBITDA wordt berekend. De berekening is als volgt:
Fiscaal resultaat van het belastbare tijdperk na de eerste bewerking
+ Fiscaal aftrekbare afschrijvingen en waardeverminderingen
+ Financieringskostensurplus, m.u.v. niet aftrekbaar gedeelte
– Inkomsten waarvoor de DBI-aftrek van toepassing is
– Inkomsten waarvoor innovatie-aftrek van toepassing is (85%)
– Inkomsten waarvoor de octrooi-aftrek van toepassing is (80%)
– Winst vrijgesteld door dubbelbelastingsverdrag
– Winst bekomen ter uitvoering van een kwalificerend project van publieke-private samenwerking
– Groepsbijdragen die worden afgetrokken van de belastbare grondslag i.k.v. fiscale consolidatie
Financieringskostensurplus overdragen?
Indien wegens overschrijden van de grensbedragen in een belastbaar tijdperk het financieringskostensurplus niet kan worden afgetrokken, is er de mogelijkheid van overdracht naar een later belastbaar tijdperk. Het overgedragen bedrag wordt bijgevoegd bij het financieringskostensurplus van dat latere belastbare tijdperk om zo de beperking in functie van de grensbedragen te berekenen.
Wat met een groep?
Indien een vennootschap behoort tot een groep wordt het financieringskostensurplus, de belastbare EBITDA en de minimis-drempel vastgesteld volgens een consolidatie die enkel wordt toegepast voor de berekening van deze maatregelen. Deze consolidatie vindt m.a.w. geen andere fiscale toepassing. Wat onder een groep begrepen dient te worden, is gelijk aan de definitie van een groep zoals deze nu bestaat volgens de huidige thin cap (art. 198, § 3 WIB’92).
Gezien men internationale winstverschuivingen viseert, worden interesten en economische gelijkwaardige kosten of opbrengsten aan of door een andere Belgische vennootschap of inrichting van de groep in principe uitgesloten van de vaststelling van het financieringskostensurplus. Enkel deze die onder de hiervoor vermelde uitzonderingen (o.a. financiële instellingen) vallen, mogen wel in de berekening worden meegenomen.
Bij de berekening van de belastbare EBITDA worden de kosten en opbrengsten aan of van een Belgische vennootschap of inrichting van een groep eveneens geëlimineerd. Kosten verschuldigd aan een andere Belgische groepsentiteit worden bij de belastbare EBITDA van de individuele belastingplichtige bijgeteld. Daarentegen worden de opbrengsten ontvangen van een andere Belgische groepsentiteit afgetrokken.
Om dit in de praktijk te kunnen realiseren, moeten alle groepstransacties via de resultatenrekening geïdentificeerd worden. Naderhand kunnen de hierboven uiteengezette regels worden toegepast voor de berekening van het financieringskostensurplus en de belastbare EBITDA.
Wat betreft de minimis-drempel van 3 miljoen in een groep, wordt deze verdeeld over de groep. Een KB zal moeten bepalen wat de verdeelsleutel zal zijn. Er is verder voorzien in de overdracht van niet-benutte aftrekcapaciteit, i.e. het positieve verschil tussen het grensbedrag en het financieringskostensurplus, naar andere niet uitgesloten groepsleden.
Conclusie
De nieuwe interestaftrekbeperking is hoe dan ook strenger dan de huidige regeling. Het mag duidelijk zijn dat de interestaftrekbeperking voor groepsentiteiten een hele kluif is. Zolang de minimis-drempel op 3 miljoen blijft, zal dit vooral de grotere bedrijven treffen. Momenteel zijn er geen tekenen dat België haar drempel zou verlagen, hoewel de ATAD dit vrijlaat aan de lidstaten.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.