Nieuwe effectentaks: geen ontkomen aan?
Over de nieuwe jaarlijkse taks op effectenrekeningen is al veel gezegd en geschreven. Nadat de vorige versie van deze effectentaks werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof, kwam de wetgever met een nieuwe versie op de proppen.
Wie voortaan een effectenrekening van (gemiddeld) meer dan 1.000.000 euro bezit, betaalt jaarlijkse 0,15 procent op de totale waarde ervan. De taks heeft een louter budgettair doel. Wie dus dacht creatief te kunnen omspringen met de nieuwe effectentaks is eraan voor de moeite! Ontwijkingsgedrag is niet aan de orde. De wetgever voorziet een tweedelig mechanisme: enerzijds twee onweerlegbare vermoedens van fiscaal misbruik, anderzijds een algemene antimisbruikbepaling.
Onweerlegbaar vermoeden
De wet van 17 februari 2021 voorziet vooreerst een onweerlegbaar vermoeden van fiscaal misbruik in twee specifieke gevallen (art. 201/4 laatste lid 1° en 2° WDRT).
Het betreft enerzijds het splitsen van een effectenrekening in meerdere effectenrekeningen bij eenzelfde tussenpersoon (indien de splitsing heeft plaatsgevonden na 30 oktober 2020). Anderzijds gaat het om het omzetten van financiële instrumenten, aangehouden op een effectenrekening, naar financiële instrumenten op naam, die niet op een effectenrekening worden gehouden.
In beide gevallen is er altijd sprake van fiscaal misbruik, zonder dat de fiscus dit moet aantonen. De belastingplichtige is aan handen en voeten gebonden. Had hij toch andere motieven dan belastingontwijking? Jammer, maar helaas! De fiscus zal geen rekening moeten houden met de gedane verrichtingen. De bank of de belastingplichtige zal de taks moeten blijven aangeven en betalen alsof de verrichtingen niet hebben plaatsgevonden voor de lopende én de toekomstige referentieperiodes.
Algemene antimisbruikbepaling
Bovenop het tweeledig onweerlegbaar vermoeden van fiscaal misbruik voorziet de wetgever in een algemene antimisbruikbepaling. Welke verrichtingen viseert deze algemene antimisbruikbepaling nu? Om dat uit te maken, moet opnieuw naar de bedoeling van de wetgever gekeken worden. Frustreert de betreffende verrichting het budgettair doel van de effectentaks? Bingo! De fiscus kan bijgevolg alle verrichtingen die gedaan worden om de taks te ontwijken, negeren.
Wie de belastbare waarde van een effectenrekening vermindert om met die waarde via een ander middel eenzelfde doel na te streven, valt onder de toepassing van de antimisbruikbepaling. Het gaat dan bijvoorbeeld om een omzetting in aandelen, obligaties of andere financiële instrumenten op naam. Dergelijke producten hebben immers eenzelfde beleggingsobjectief, alleen de vorm verschilt. Wat kan er dan wel? Het verminderen van de belastbare waarden van een effectenrekening om met die waarde te investeren in vastgoed. In dat geval heeft men duidelijk een ander beleggingsobjectief voor ogen.
In de memorie van toelichting heeft de wetgever overigens zelf al een aantal situaties gekwalificeerd als misbruik. Het gaat dan bijvoorbeeld om het splitsen of openen van effectenrekeningen bij verschillende financiële tussenpersonen om te vermijden dat de totale waarde van de effecten op één rekening meer dan 1.000.000 euro bedraagt. Of nog: het onderbrengen van een effectenrekening in een buitenlandse vennootschap die de effecten op haar beurt overplaatst naar een buitenlandse effectenrekening.
In dergelijke situaties gaat de fiscus ervan uit dat men de bedoeling had om de effectentaks te verminderen of om eraan te ontsnappen. De overigens niet-exhaustieve lijst in de memorie van toelichting maakt duidelijk dat de fiscus alles wat mogelijk fiscaal misbruik zou kunnen zijn, onder de algemene antimisbruikbepaling wil laten vallen. Geen ontkomen aan dus!
Weerlegbaar vermoeden
Niet onbelangrijk: de algemene antimisbruikbepaling is een weerlegbaar vermoeden. De belastingplichtige heeft dus steeds het recht om te bewijzen dat hij andere motieven had dan het ontwijken van de taks bij het uitvoeren van een bepaalde verrichting. Die niet-fiscale motieven zijn overigens zeker niet onrealistisch. Het spreiden van risico bijvoorbeeld door bij meerdere banken een effectenrekening te openen, is niet onlogisch. Nochtans zal de fiscus dit kwalificeren als fiscaal misbruik. Het is dan aan de belastingplichtige om aan de hand van concrete en objectief verifieerbare elementen aan te tonen dat hij andere motieven had dan het ontwijken van de taks.
Het hoeft geen betoog dat dit zal leiden tot oeverloze discussies tussen fiscus, banken en belastingplichtigen. Onduidelijkheid en onzekerheid troef dus.
Lang leven beschoren?
De concrete toepassing van de wet doet bovendien de wenkbrauwen fronsen. Wie bijvoorbeeld op 30 oktober 2020 een effectenrekening van 1,8 miljoen euro in zijn bezit had en die nadien wil splitsen in twee effectenrekeningen van elk 900.000 euro, valt onder de toepassing van de wet, inclusief antimisbruikbepaling. Wie evenwel op 30 oktober 2020 twee aparte effectenrekeningen had van elk 900.000 euro valt dan weer niet onder de wet. Nochtans zijn beiden even vermogend.
Dat er meer duidelijkheid en zekerheid nodig is over de toepassing van de wet staat buiten kijf. De bedoeling van de wetgever was nochtans nobel. Een duidelijke, efficiënt te innen en onontkoombare effectentaks invoeren. De vraag rijst evenwel of deze effectentaks een langer leven beschoren zal zijn dan zijn gelijknamige voorganger. Doorstaat de wet nu wel de toets van het Grondwettelijk Hof?
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.