Niet-concurrentiebeding in een overnameovereenkomst
Er zijn weinig overnameovereenkomsten te vinden waarin geen niet-concurrentiebeding is opgenomen. Zowel in rechtsleer als rechtspraak is er al behoorlijk veel inkt gevloeid over de geldigheidsvoorwaarden van dergelijk beding.
Het Hof van Cassatie heeft zich in drie relatief kort op elkaar volgende arresten uitgesproken over dit onderwerp.
Vrijheid van handel
De geldigheid van een niet-concurrentiebeding moet worden getoetst aan het principe dat eenieder vrij is om naar goeddunken elke handel te bedrijven of elk beroep, bedrijf of ambacht uit te oefenen. Dit principe is terug te vinden in artikel 7 van het Decreet d’Allarde van 2-17 maart 1791. Thans is het overgenomen in Boek II van het Wetboek van economisch recht: “iedereen is vrij om enige economische activiteit naar keuze uit te oefenen”.
Deze bepaling is, net zoals het Europese en Belgische mededingingsrecht, van openbare orde. Elke ongeoorloofde beperking van vrijheid van handel en nijverheid is nietig. Een beding is nietig wanneer er sprake is van een onredelijke beperking van de concurrentie naar voorwerp, territorium of duur.
Onredelijke beperking van de concurrentie
Op basis van de cassatiearresten van 23 januari 2015, 25 juni 2015 en 14 september 2017 kan de rechter de nietigheid van het niet-concurrentiebeding beperken tot het deel dat strijdig is met de openbare orde. Dit kan echter enkel indien de toepassing van gedeeltelijke nietigheid mogelijk is en indien wat overblijft van het beding nog steeds beantwoordt aan de bedoeling van partijen.
Het Hof van Cassatie stelt in haar arrest van 14 september 2017 dat een beperking onredelijk is wanneer die naar voorwerp, territorium of duur verder reikt dan wat noodzakelijk is om concurrentie tegen te gaan. Dit blijft niettemin allemaal wat vaag. Het is niet duidelijk hoe dit zich bijvoorbeeld vertaald naar de duurtijd van het beding.
Een beoordeling in concreto is noodzakelijk. De cumulatieve toetsing door de rechter aan elk van de drie criteria, in functie van de activiteit van de onderneming, is vereist.
Werking in ruimte en tijd
De territoriale beperking in functie van de activiteiten van de onderneming is niet noodzakelijk beperkt tot de regio waarbinnen de overgedragen onderneming voor de overdracht daadwerkelijk actief was. Het is mogelijk om het niet-concurrentiebeding op vlak van territorium uit te breiden tot gebieden die de overgedragen onderneming wou gaan betreden. Vanzelfsprekend moet de onderneming hiertoe reeds voorbereidende stappen hebben gezet.
De vuistregel is desalniettemin dat de ruimte voor niet-concurrentie moet beperkt zijn tot het gebied waarbinnen er werkelijk concurrentiële activiteiten kunnen zijn ten opzichte van de verkochte onderneming
Qua duurtijd kan gesteld worden dat een duurtijd van drie jaar algemeen wordt aanvaard. Niet-concurrentiebedingen met een langere duurtijd zijn mogelijk toelaatbaar afhankelijk van de concrete omstandigheden.
Conclusie
Indien één of meer bepalingen in een niet-concurrentiebeding nietig zijn, leidt dit niet noodzakelijk tot de volledige nietigheid van het beding. De rechter kan de nietigheid beperken tot het deel dat strijdig is met de openbare orde. Dergelijke partiële nietigheid moet echter mogelijk zijn én het voorbestaan van het gedeeltelijk vernietigde beding moet vervolgens ook beantwoorden aan de bedoeling van partijen.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.