Misbruik van vennootschapsgoederen: inbreuk door onthouding
Het Belgisch Strafwetboek bevat met art. 492bis Sw. een verbodsbepaling aangaande het misbruik van vennootschapsgoederen. Er is sprake van dergelijk misbruik wanneer bestuurders, in feite of in rechte, van burgerlijke en handelsvennootschappen, alsook van verenigingen zonder winstoogmerk, met bedrieglijk opzet en voor persoonlijke doeleinden gebruik maken van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon, hoewel zij wisten dat zulks op betekenisvolle wijze in het nadeel was van de vermogensbelangen van de rechtspersoon en van die van zijn schuldeisers of aandeelhouders.
Misbruik: wie, wat, wanneer ?
De verbodsbepaling betreft niet alleen de benoemde bestuurders van de rechtspersoon bedoeld maar ook de bestuurders in feite, m.n. zij die in werkelijkheid het bestuur van de rechtspersoon uitoefenen, ongeacht het statuut.
De goederen genoemd in art. 492bis Sw. zijn alle roerende, onroerende, lichamelijke of onlichamelijke activa (bv. cliënteel, merk) die toebehoren aan de rechtspersoon. Onder het begrip krediet begrijpt men dan weer de reputatie van de rechtspersoon omwille van het kapitaal, de activiteiten en de goede gang van zaken.
Het misbruik moet betekenisvol zijn, waarbij het aan de rechter toekomt om rekening houdende met de omstandigheden, het beduidend karakter van de aantasting te beoordelen. Bovendien is het noodzakelijk dat de dader zichzelf of een ander opzettelijk een onwettig voordeel wou bezorgen en dit voor persoonlijke doeleinden, hetgeen zowel geldelijk als moreel (bv. het aanhouden van een reputatie) kan zijn.
Bij misbruik van vennootschapsgoederen is er sprake van een ‘positief handelen’ meer bepaald het op nadelige wijze gebruik maken van goederen of het krediet van een rechtspersoon. Het betekent echter niet dat de dader zich de goederen heeft toegeëigend dan wel er zich daadwerkelijk van in het bezit heeft gesteld.
Onthouding
In haar arrest van 17 maart 2015 bevestigt het Hof van Cassatie dat het verduisteren of misbruiken van vennootschapsgoederen, zoals bedoeld in art. 492bis Sw., niet enkel uit een positieve daad bestaat maar ook uit een onthouding of verzuim. In het bijzonder wanneer de onthouding de uiting is van de doelgerichte wil om een bepaald resultaat te bereiken.
Zo kan er sprake zijn van een dergelijke onthouding wanneer de bestuurder van een vennootschap een bedrag niet opeist waarop de vennootschap recht heeft, teneinde zichzelf hiermee een voordeel te verschaffen. Het niet opeisen van een schuldvordering door de vennootschap ten laste van een andere vennootschap, waarin de bestuurder van de schuldeisende vennootschap een belangrijke aandeelhouder is, is een sprekend voorbeeld van een misdrijf door onthouding.
Conclusie
Bestuurders van vennootschappen en vzw’s maken zich beter niet schuldig aan de miskenning van art. 492bis Sw. door niet te handelen, in het bijzonder wanneer die onthouding de uiting is van de doelgerichte wil om een bepaald resultaat te bereiken. Dergelijk gekwalificeerd verzuim wordt bij misbruik van vennootschapsgoederen namelijk bestraft met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfhonderdduizend euro.
Bron: RABG, 2015/14, 998-1002, noot V. Vereecke
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.