Lidgelden vzw's onderworpen aan btw?
Voor vzw’s zijn lidgelden vaak een van de belangrijkste financieringsbronnen. Door de betaling van lidgeld kunnen de leden genieten van het lidmaatschap van de vereniging en diensten die de vereniging verstrekt.
De vraag stelt zich of op deze lidgelden nu ook btw moet worden aangerekend. We belichten hierna de situatie voor een sportvereniging.
Rechtstreeks verband tussen dienst en lidgeld
In principe is een handeling slechts onderworpen aan btw wanneer zij “onder bezwarende titel” wordt verstrekt. Enkel wanneer er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verstrekte dienst en de tegenprestatie (ledenbijdrage) is er sprake van een belastbare handeling die onderworpen is aan btw, tenzij het btw-wetboek in een vrijstelling voorziet.
Vrijstellingen
Het btw-wetboek voorziet bijvoorbeeld in een vrijstelling voor sportverenigingen wanneer de verstrekte dienst betrekking heeft op het beoefenen van de sport, geen winstoogmerk wordt nagestreefd én tenslotte de ontvangen inkomsten worden aangewend ter financiering van de exploitatie (art. 44, §2, 3° WBTW).
Let wel, de juridische vorm (bijvoorbeeld “vzw”) betekent niet dat de vrijstelling sowieso kan genoten worden. De werkelijkheid primeert steeds op de juridische vorm.
Bemerk dat, overeenkomstig art. 44 WBTW, er ook andere activiteiten, naast sportactiviteiten, kunnen worden vrijgesteld (onroerende verhuur, onderwijs, etc.)
Prijs voor dienst
Indien echter activiteiten of diensten worden aangeboden die de sportbeoefening te buiten gaan, dient derhalve te worden onderzocht of er een rechtstreeks verband bestaat tussen deze diensten en het ontvangen van lidgeld.
Het deel van het lidgeld dat slaat op de door de vrijgestelde handelingen verrichte prestaties is in die mate vrijgesteld van btw. Zo zal het lidgeld van een sportclub voor het ter beschikking stellen van haar infrastructuur en materiaal vrijgesteld zijn van btw.
De andere diensten van een sportvereniging die eventueel in het lidgeld vervat zitten, zullen daarentegen wel onderworpen zijn aan btw. Het is immers een prijs voor een dienst.
Zo kan een jachtclub die, naast het gebruik van de zeilboten (= vrijgestelde dienst), ook diensten aanbieden – zoals de verhuur van een steiger, het uit het water halen en de opslag van de boten tijdens de winterperiode – die inbegrepen zijn in het lidgeld maar toch onderworpen zijn aan btw (Vr. en Antw. Kamer, 1999-2000, nr. 28, p. 3328, Bultinck dd. 13.03.2000).
Deze laatste zijn diensten onderworpen aan btw waarvoor in principe een afzonderlijke prijs moet worden aangerekend. Indien de prijs voor de bijkomende diensten in het lidgeld zijn vervat moet het lidgeld worden opgesplitst: een deel dat is vrijgesteld en een deel met btw.
Drempel omzet € 25.000
Op basis van art. 56, §2 WBTW kan evenwel elke belastingplichtige waarvan de jaaromzet sinds 1 januari 2016 niet meer bedraagt dan € 25.000 genieten van de belastingvrijstelling voor de leveringen van goederen en diensten. Voor het omzetcijfer wordt geen rekening gehouden met de vrijgestelde handelingen krachtens art. 44, §1 en 2 WBTW.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.