Inbreng van een goed in een huwgemeenschap
Sinds de invoering van een Vlaamse dienst voor voorafgaande beslissingen heeft deze dienst zich al verscheidene malen mogen buigen over vragen met betrekking tot de inbreng van een goed in een huwgemeenschap of in een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen.
Veelal gaat deze operatie gepaard met een schenking van deze ingebrachte goederen naar de kinderen. Deze operatie komt aldus in het vizier van de antimisbruikbepaling inzake schenk -en erfbelasting vermits ze de progressiviteit van de belasting doorbreekt nu de schenking vanuit de gemeenschap geschiedt. Als gevolg hiervan wordt de belastbare grondslag gehalveerd.
Tijdspanne tussen inbreng en schenking
Een eerste situatie betrof de inbreng van een onroerend goed door een echtgenoot in de huwgemeenschap (Voorafgaande beslissing nr. 15006 dd. 21.12.2015). De schenking van het onroerend goed aan de dochter had echter 34 jaar later plaats. Terecht oordeelde de Vlaamse dienst voor Voorafgaande beslissingen dat er gelet op het grote tijdverschil tussen de inbreng en de schenking bezwaarlijk kan gesproken worden van een eenheid van opzet. De antimisbruikbepaling was dus helemaal niet aan de orde.
Zo werd ook in de Voorafgaande beslissing nr. 16012 dd. 04.04.2016 op dezelfde wijze geoordeeld. Ook hier was er sprake van een grote tijdspanne tussen de inbreng van het onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen en de schenking. Gelet op deze grote tijdspanne (inbreng in 2010 en schenking in 2016) werd geoordeeld dat er geen sprake was van eenheid van opzet.
Vermijden van vergoedingen
In een ander voorgelegd geval (Voorafgaande beslissing nr. 15007 dd. 21.12.2015) was er wel een korte tijdspanne tussen de inbreng van het onroerend goed en de schenking. De inbreng werd echter verantwoord door te argumenteren dat de inbreng een eigen bouwgrond betrof waarop een woning werd gebouwd die gefinancierd werd met gemeenschapsgelden. Dit argument werd echter niet aanvaard als niet-fiscaal motief. Volgens de Vlaamse dienst Voorafgaande beslissingen had de inbreng evengoed kunnen gebeuren voor de lening werd aangegaan om de woning te financieren.
Een andere situatie betrof de inbreng van een onroerend goed in een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (Voorafgaande beslissing nr. 16001 dd. 25.01.2016). De aanvragers stelden dat het een eigen goed van mevrouw betrof verkregen met onder meer gelden van haar echtgenoot. Ook dit argument werd afgewezen als niet-fiscaal motief. Dergelijke vergoedingen (of schuldvorderingen) tussen echtgenoten kunnen worden vereffend bij de vereffening van het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen aldus de Vlaamse dienst Voorafgaande beslissingen.
In een gelijkaardige geval (Voorafgaande beslissing nr. 16014 dd. 04.04.2016) werd wederom het vermijden van vergoedingsregelingen bij de ontbinding en vereffening van het huwelijksvermogensstelsel als niet-fiscaal motief aangehaald. Ook hier was in een situatie van scheiding van goederen met een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen een vergoeding ontstaan van de ene echtgenoot op het eigen vermogen van inbrengende echtgenoot. Het eigen vermogen van de ene echtgenoot had immers mee betaald voor vergoedingen verbonden aan het onroerend goed van de inbrengende echtgenoot. Samen met het onroerend goed werd ook de schuldvordering van de andere echtgenoot ingebracht in een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen. De Vlaamse dienst Voorafgaande beslissingen aanvaarde echter dit motief niet en argumenteerde dat deze inbreng veel eerder had kunnen gebeuren, met name op het ogenblik dat de schuldvordering van de ene echtgenoot op de andere ontstond. Ook een verwijzing naar een beslissing van de federale dienst voor Voorafgaande beslissingen waarin in een gelijkaardige situatie geoordeeld werd dat er geen sprake is van fiscaal misbruik werd niet aanvaard.
Behouden van controle
Een ander veel aangehaald niet-fiscaal motief ter verantwoording van een inbreng van een goed in een huwgemeenschap onmiddellijk gevolgd door een schenking van dat goed aan de kinderen heeft te maken met de wens van vele schenkers controle te behouden over het geschonken goed.
Dit argument werd ook voorgelegd in de Voorafgaande beslissing nr. 16024 dd. 02.05.2016. De ene echtgenoot bracht de blote eigendom van een onroerend goed in een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen, terwijl het vruchtgebruik door de andere echtgenoot werd ingebracht. Vervolgens werd de blote eigendom van het onroerend goed geschonken aan hun kind. De aanvragers stelden dat de voorafgaande inbreng van het onroerend goed voornamelijk erop gericht was om te vermijden dat bij overlijden van de echtgenoot die het vruchtgebruik bezat, het kind de volledige controle over het onroerend goed zou verkrijgen. Dit argument werd echter niet aanvaard door de Vlaamse dienst voor Voorafgaande beslissingen.
Conclusie
De Vlaamse dienst voor Voorafgaande Beslissingen lijkt alleszins niet happig om niet-fiscale motieven te erkennen en aanvaarden.
Alleen een voldoende grote tijdspanne tussen de inbreng in de huwgemeenschap en de schenking lijkt voorlopig de enige weg om aan de toepassing van de antimisbruikbepaling te ontsnappen.
In alle andere situaties lijkt de Vlaamse dienst voor Voorafgaande Beslissingen alleen tot de afwezigheid van fiscaal misbruik te besluiten indien de voorgenomen doelstellingen in bijvoorbeeld behoud van controle of vermijden van een vergoedingsregeling op geen enkele andere wijze kunnen gerealiseerd worden.
Voorzichtigheid blijft dus zeker geboden in deze materie. Wie overweegt om goederen in te brengen in een gemeenschap, om ze vervolgens te schenken aan hun kinderen, denkt dus best twee keer na. Uiteraard kan u steeds bij onze juristen terecht voor meer informatie.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.