Impact van nieuwe wetgeving op B2B overeenkomsten.
De Belgische wetgever heeft de voorbije tijd niet stilgezeten. Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) ruikt nog steeds als nieuw. Aan het Wetboek van Economisch Recht (WER) is eveneens grondig gesleuteld. Ook een nieuw bewijsrecht staat klaar en treedt in werking op 1 november 2020.
Het bewijsrecht is van belang wanneer een onderneming haar algemene voorwaarden of haar factuurvoorwaarden tegenstelbaar wil maken. In een voorgaande blog hebben we reeds trachten mee te geven dat het noodzakelijk zal zijn om de algemene voorwaarden van toepassing op de vennootschap aan te passen aan het nieuwe bewijsrecht.
Door de Wet van 4 april 2019 (Belgisch Staatsblad op 24 mei 2019) werd tevens een significante wijziging aangebracht aan Boek VI van het Wetboek Economisch Recht (WER). Hierbij voert de wetgever revolutionaire beperkingen in aan de bestaande contractsvrijheid tussen ondernemingen.
We houden in deze bijdrage de B2B overeenkomsten van de vennootschap tegen het licht van het nieuwe wetgevend ingrijpen. Zijn uw voorwaarden en modellen van overeenkomsten aangepast aan al die tussenkomsten van de wetgever? Zijn de overeenkomsten conform met het nieuwe bewijsrecht, het WVV en het gewijzigde WER?
Inwerkingtreding
Het WVV is reeds van toepassing op nieuwe vennootschappen opgericht sinds 1 mei 2019. Ook voor de vennootschappen die kozen voor de opt-in is het WVV integraal van toepassing. Op 1 januari 2020 worden de dwingende regels op iedere Belgische vennootschap van toepassing!
Het nieuwe bewijsrecht is van toepassing op overeenkomsten die na de datum van inwerkingtreding worden gesloten, maar ook voor de overeenkomsten die na 1 november 2020 gewijzigd worden!
De regels over de inwerkingtreding van het WER zijn niet zo simpel. De bepalingen over de oneerlijke marktpraktijken zijn reeds van kracht sinds 1 september 2019. Het onderdeel over misbruik van economische afhankelijkheid treedt pas in werking op 1 juni 2020 terwijl de bepalingen over onrechtmatige bedingen nog later van kracht worden, namelijk op 1 december 2020.
Misschien lijkt dit ver van mijn bed show, doch preparation is key.
Het is dan ook aangewezen om aandacht te hebben voor deze nieuwe wetgeving. Het is tijd om nieuwe voorwaarden en modellen voor te bereiden en niet zomaar oude versies te blijven gebruiken louter omdat ze in het verleden adequaat zijn gebleken.
Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV)
De dwingende regels van het WVV worden van toepassing op alle vennootschappen op 1 januari 2020. Denk er dan ook aan dat de overeenkomsten (facturen, website, …) niet langer spreken van een bvba maar van de nv.
Het WVV legt op dat bestuurders rechtspersonen enkel kunnen vast vertegenwoordigd worden door natuurlijke personen en niet langer op hun beurt door rechtspersonen. Een overeenkomst ondertekenen als vaste vertegenwoordiger van een vennootschap en tevens in eigen naam als bestuurder kan niet langer.
Het bewijsrecht
Het nieuwe bewijsrecht stelt dat de boekhouding van een onderneming slechts een wettelijke bewijswaarde heeft tegen een andere onderneming indien de vermeldingen in de boekhouding van de onderscheiden partijen overeenstemmend zijn. In alle andere gevallen oordeelt de rechter vrij over de bewijswaarde van de boekhouding. De boekhouding van een onderneming levert een wettelijke bewijswaarde op tegen personen die geen onderneming zijn.
Dit zal vernieuwend zijn aangezien nu nog geldt dat een regelmatig gevoerde boekhouding het bewijs kan leveren van een overeenkomst.
Het bewijs tussen ondernemingen blijft vrij. Het bewijs tussen ondernemingen levert men door alle mogelijke bewijsmiddelen.
Algemene voorwaarden in een overeenkomst zijn slechts bindend wanneer de contractpartner er effectief kennis van genomen heeft of minstens de kans gekregen heeft om er kennis van te nemen. Automatische goedkeuringsclausules zullen als nietig worden aanzien.
Het nieuwe bewijsrecht brengt zo meer onzekerheid teweeg. Het is dan ook van belang dat overeenkomsten grondig worden voorbereid, met de nieuwe en vigerende wetgeving in het achterhoofd.
Wetboek Economisch Recht (WER)
Vooral de wijzigingen van het WER heeft een enorme impact op de B2B overeenkomsten. Het is dan ook gepast om te anticiperen op de wijzigingen in het WER. De regels hebben betrekking op onrechtmatige contractuele bedingen, oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen en misbruik van economische afhankelijkheid van een onderneming.
Het WER zorgde reeds voor een aantal beschermingsmaatregelen voor consumenten. In hetzelfde opzet worden nu regels ingebouwd die de zwakkere ondernemer moet beschermen tegen misbruiken van de sterkere contractpartner.
Een aantal bedingen en praktijken zijn steeds verboden, maar in de meeste gevallen zal de context bepalen of gemaakte afspraken (on)geldig zijn.
De wetgever hecht veel belang aan transparantie. De overeenkomsten moeten duidelijk en begrijpelijk zijn. Is een overeenkomst onduidelijk, dan dient ze gelezen te worden in het voordeel van diegene die zich verbonden heeft. Dit volgt de trend van een verhoogde (precontractuele) aansprakelijkheid.
De inleiding en een omschrijving van de bedoeling van de partijen wordt zeker en vast een aandachtspunt bij de redactie van de overeenkomsten.
Onrechtmatige bedingen
Regels over onrechtmatige bedingen bestonden reeds voor B2C overeenkomsten. Dit wordt nu ook ingevoerd voor B2B overeenkomsten.
Algemene norm
Als algemene norm geldt dat een contractuele evenwicht moet nagestreefd worden. Elk beding van een overeenkomst gesloten tussen ondernemingen dat een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen is onrechtmatig.
Dit principe is niet van toepassing op kernbedingen. Kernbedingen zijn bedingen die het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst vormen, tenzij deze bedingen onduidelijk zijn.
Zwarte lijst
De vier bedingen die steeds verboden zijn – de zwarte lijst:
1° bedingen die ertoe strekken “te voorzien in een onherroepelijke verbintenis van de andere partij terwijl de uitvoering van de prestatie van de onderneming onderworpen is aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van haar wil”;
2° bedingen die de onderneming een eenzijdig interpretatierecht geven;
3° bedingen die ertoe strekken “in geval van betwisting, de andere partij te doen afzien van elk middel van verhaal tegen de onderneming“;
4° de onweerlegbare vaststelling van kennisname of aanvaarding van bedingen door de andere partij zonder dat die partij daadwerkelijk de mogelijkheid tot kennisname heeft gehad.
Deze bedingen zijn as such steeds nietig. De nieuwe regeling inzake onrechtmatige bedingen is van dwingend recht. Men kan er contractueel niet van afwijken.
Grijze lijst
Naast de algemene norm bevat de wet een lijst van acht bedingen die vermoed worden onrechtmatig te zijn. Het gaat om de volgende bedingen – de grijze lijst:
1° discretionaire bedingen die de prijs, de kenmerken of de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig wijzigen;
2° stilzwijgende verlenging of vernieuwing van de overeenkomst zonder redelijke opzegtermijn;
3° omkering van het economisch risico zonder tegenprestatie;
4° ruime beperking van de rechten van de wederpartij bij wanprestatie;
5° bedingen die ertoe strekken partijen te verbinden zonder recht op een redelijke opzegtermijn;
6° ruime exoneratie van aansprakelijkheid;
7° beperking van bewijsmiddelen;
8° excessieve schadebedingen.
Voornamelijk punt 2 is iets waar veel overeenkomsten wel eens tegen durven zondigen. Waar dit vroeger algemeen toegelaten werd, kan dit nu wel eens tot de onregelmatigheid van een beding leiden. Elk onrechtmatig beding is verboden en nietig. De overeenkomst blijft bestaan, tenzij ze in haar essentie wordt aangetast wanneer de nietige clausule wordt verwijderd. Het is dan ook van belang te voorzien in een degelijke nietigheidsclausule. Dergelijke clausule vervangt een nietige clausule door een geldige bepaling.
Voor de slaagkracht van een overeenkomst is het belangrijk om uitdrukkelijk en uitvoerig uiteen te zetten waarom er gekozen wordt voor dergelijke bedingen. Opnieuw blijkt dat de redactie van een overeenkomst maatwerk wordt, alvast nog meer dan vroeger.
Op het ogenblik dat de algemene voorwaarden van vennootschap worden aangepast, kunnen dan ook de overeenkomsten worden doorgelicht. Weet dat de inwerkingtreding van het nieuwe bewijsrecht 1 november 2020 is.
Oneerlijke marktpraktijken
Naast de regeling inzake onrechtmatige bedingen heeft de gewijzigde wet de bestaande regels over oneerlijke marktpraktijken ‘jegens andere personen dan consumenten‘ aangepast en omgevormd tot een nieuwe regeling inzake ‘oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen’.
Bij de oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten bestaat er een onderscheid tussen misleidende en agressieve handelspraktijken. Met de nieuwe wet worden nu ook bij de oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen (bv. onjuiste presentatie van de informatie om zo een overeenkomst te doen sluiten) specifieke regels voorzien voor zowel misleidende als agressieve marktpraktijken (ongepaste beïnvloeding waardoor de keuzevrijheid van de andere onderneming wordt beperkt – uitbuiten machtspositie).
Die praktijken kunnen zich voordoen in alle fases van het leven van een overeenkomst. Bij onderhandelingen, bij de uitvoering van contractuele verbintenissen en bij het beëindigen van een overeenkomst.
Het is bijgevolg van belang om de modellen van de overeenkomsten te herbekijken. Sta ook stil bij de context van een overeenkomst.
Maar let op. Het misbruik van de machtspositie kan er net in bestaan dat een ondernemingen het bestaan van vooraf opgemaakte overeenkomsten gebruiken. Zo oefenen ze druk uit op hun medecontractant teneinde andere overeenkomsten of voordelen te verkrijgen. Dit is immers afhankelijk van de context een agressieve machtspraktijk!
Oneerlijke marktpraktijken zijn altijd verboden. Er zijn geen positieve rechtsgevolgen voor degene die ze stelt. Zowel misleidende als agressieve marktpraktijken tussen ondernemingen zijn strafbaar en er kan een stakingsvordering ingesteld worden tegen dergelijke handelingen.
Misbruik van economische afhankelijkheid
Door de wijzigingen van het WER zal het ondernemingen ook verboden zijn om misbruik te maken van een positie van economische afhankelijkheid. Door dergelijk misbruik brengt een aantasting teweeg van de mededinging op de betrokken Belgische markt of op een wezenlijk deel daarvan. De economische afhankelijkheid is de afwezigheid van een redelijk equivalent alternatief, beschikbaar binnen een redelijke termijn, en onder redelijke voorwaarden en kosten.
Misbruik is mogelijk in de volgende situaties:
1° de weigering van een verkoop, een aankoop of van andere transactievoorwaarden;
2° het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;
3° de beperking van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;
4° de toepassing ten opzichte van economische partners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties;
5° het sluiten van overeenkomsten is afhankelijk van de aanvaarding door de economische partners van bijkomende prestaties, die naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.
De Belgische Mededingingsautoriteit kan, ambtshalve of na een klacht, het misbruik sanctioneren met een geldboetes tot 2% van de omzet van de betrokken onderneming. Daarnaast kunnen ondernemingen ook onderling optreden. Zo kan misbruik van een positie van economische afhankelijkheid mogelijk ook aanleiding geven tot volgende vorderingen: tot schadevergoeding, tot staking of tot nietigverklaring van een volledige overeenkomst of een deel ervan.
Conclusie
2020 is een jaar om aandacht te besteden aan de overeenkomsten en de algemene voorwaarden van de onderneming. Men kan niet onbedachtzaam omspringen met de nieuwe wetten. Preparation is key.
aternio legal staat voor u klaar. Contacteer ons.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.