Huwelijk en partnerschap door een internationale bril
Sinds 29 januari 2019 is er een ééngemaakte regeling voor 18 Europese landen inzake huwelijksvermogensstelsel en geregistreerd partnerschap. Twee EU-verordeningen (2016/1103 en 2016/1104) verwijzen de nationale regels of rechtspraak, IPR-wetboeken en de Conventie van Den Haag naar de geschiedenisboeken. Wat betekent dit nu op vlak van huwelijksvermogensrecht en wettelijk samenwonen?
EU-verordeningen
Tegenwoordig wonen veel mensen als partners in een ander land dan dit waarvan zij de nationaliteit hebben of hebben beide partners een verschillende nationaliteit. De nieuwe EU-verordeningen beogen de Europese burgers te beschermen bij ontmanteling van hun huwelijk of samenlevingsvorm. De ene vordering (2016/1103) heeft betrekking op echtgenoten, de andere (2016/1104) op samenwonenden. Qua redactie zijn beide verordeningen nagenoeg elkaars spiegelbeeld.
Niet alle landen van de Europese Unie doen echter mee. Slechts 18 landen voelen zich geroepen, met name de Benelux landen, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Malta, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Spanje, Tsjechië en Zweden.
Enkel kwesties inzake vermogensrechtelijke aspecten van het huwelijk en het geregistreerd partnerschap zijn gevat door de verordeningen. De verordeningen regelen bijvoorbeeld niet de geldigheid of het bestaan van het huwelijk of het partnerschap, evenmin de onderhoudsverplichtingen of de erfopvolging van de overleden partner.
Elke lidstaat bepaalt autonoom of er sprake is van een huwelijk dan wel van een geregistreerd partnerschap. Het is immers mogelijk dat men voor de ene lidstaat gehuwd is en voor de andere wettelijke samenwonend. In heel wat Europese landen kunnen mensen van hetzelfde geslacht namelijk niet trouwen maar wel wettelijk samenwonen.
Welk recht is van toepassing wanneer de relatie strandt?
Sinds 29 januari 2019 is er een duidelijke aanknopingsfactor. De eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats bepaalt de wet voor het volledige huwelijksstelsel of geregistreerd partnerschap. In concreto is dit de gezamenlijke verblijfplaats op de dag van het huwelijk of bij het aangaan van de wettelijke samenwoning. Bijvoorbeeld op een Italiaans-Belgisch echtpaar, met eerste verblijfplaats in België, is het Belgisch huwelijksvermogensrecht van toepassing.
Voor koppels die nog ‘zoekend’ zijn naar een gemeenschappelijke verblijfplaats zou een respijttermijn van drie tot zes maanden worden aanvaard. In het zeer uitzonderlijke geval van nog niet samenwonen geldt het recht van de staat van hun gemeenschappelijke nationaliteit. Bij gebrek aan gemeenschappelijke nationaliteit geldt het recht van de staat waarmee ze het nauwst zijn verbonden.
Dit toepasselijk recht wordt meegedragen tijdens de volledige duur van het huwelijk of de samenleving. Verhuizen van verblijfplaats of veranderen van nationaliteit heeft hier in principe geen invloed op. Er is slechts één huwelijksvermogensstelsel en eenzelfde regeling bij geregistreerde partnerschap. Het totale vermogen, ongeacht de samenstelling en waar ook ter wereld, wordt geregeld door één nationaal rechtssysteem. Geen versnipperde regelingen dus.
Het recht van de eerste gezamenlijke verblijfplaats is bepalend ook voor diegene afkomstig uit niet gebonden lidstaten of vreemde landen en die in een gebonden land huwen of wettelijk samenwonen. Bijvoorbeeld een Belgisch-Australisch koppel, dat in Australië woont op de dag van het huwelijk, is onderworpen aan het Australisch recht. Bij ontbinding van het huwelijk in België zal het Australisch recht van toepassing zijn.
Is er toch nog een afwijkende keuze mogelijk?
Het is mogelijk om van bij de start of later na een verhuis te kiezen voor een ander rechtssysteem. In de praktijk betekent dit dat men kiest in het huwelijkscontract, in een akte tot wijziging van de huwelijkse voorwaarden of bij het sluiten van het huwelijk. Echtgenoten kunnen een keuze maken voor het recht van hun nieuwe gewone verblijfplaats (of van één van hen) of van hun gezamenlijke nationaliteit (of van één van hen). Kiezen voor het recht van een toekomstige verblijfplaats is uitgesloten. Samenwoners kunnen daarenboven opteren voor het land waar zij hun partnerschap hebben geregistreerd.
De vormvereisten van de keuze worden bepaald door elke lidstaat afzonderlijk. Hoewel de wijziging in principe slechts geldt voor de toekomst, is het mogelijk om terugwerkende kracht te geven aan de wijziging. In geen geval mag de wijziging van stelsel nadeel bezorgen aan derden. Kinderen of familieleden zijn te beschouwen als derden.
Toepassing
De EU-verordeningen inzake huwelijksvermogensstelsel en geregistreerd partnerschap gelden voor zij die na 29 januari 2019 huwen of wettelijk samenwonen of die na die datum kiezen voor een ander regime. Voor alle anderen is het regelstelsel complexer. Het is daarom raadzaam om toch een rechtskeuze te doen.
Bovendien zijn eigenaardige resultaten of moeilijkheden niet ondenkbaar in die situaties waarbij niet-gebonden lidstaten zijn betrokken. Zullen zij bijvoorbeeld de rechtelijke beslissing genomen in een gebonden lidstaat erkennen?
Conclusie
Middels deze twee nieuwe EU-verordeningen is een belangrijke stap gezet in de verdere ontwikkeling van het Europese recht. Gezien steeds meer mensen in een internationale relatie zitten of eigenaar zijn van onroerend goed in het buitenland is de vraag naar het toepasselijke huwelijksvermogensstelsel of geregistreerd partnerschap niet zonder belang.
Met de principiële toepassing van het recht van de eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats is de start alvast duidelijk. Toch hebben koppels de mogelijkheid om bij aanvang of bij latere verhuis te kiezen voor een ander rechtssysteem. Met name het nationale recht van beiden of één van hen of van hun nieuwe gewone verblijfplaats.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.