Het WVV: niet vergeten, ook de VZW doet mee!
Met de invoering van het Wetboek vennootschappen en verenigingen (WVV) is ook aan de VZW-wet een eind gekomen. De VZW valt nu niet alleen onder het ondernemingsbegrip, maar de wetgever heeft ervoor geopteerd om ook de VZW’s aan het wetboek te onderwerpen. Dit heeft niet alleen gevolgen op het vlak van extra te vervullen formaliteiten. Er zijn daarnaast ook een aantal punten die de aandacht verdienen bij de oprichting van of de aanpassing van de statuten van een VZW.
VZW als onderneming
In 2018 heeft het begrip ‘handelaar’ plaats geruimd voor het begrip ‘onderneming’. Volgens het Wetboek Economisch Recht valt onder meer elke rechtspersoon onder dit ondernemingsbegrip en zo-ook de VZW. Hierbij een overzicht van de voornaamste gevolgen van deze switch:
Inschrijving in de KBO
“Iedere geregistreerde entiteit wordt in de Kruispuntbank van Ondernemingen ingeschreven en verkrijgt op het ogenblik van de inschrijving een ondernemings- of vestigigingseenheidnummer. Dit nummer vormt hun uniek identificatienummer.”
Elke rechtspersoon naar Belgisch recht of met zetel in België en dus ook de VZW kwalificeert als geregistreerde entiteit.
De inschrijving in de KBO verloopt doorgaans via een Ondernemingsloket naar keuze én is voor VZW’s – althans voorlopig – kosteloos.
UBO-registratie
De VZW is tevens onderworpen aan de verplichting om haar uiteindelijke begunstigden (UBO’s) te registreren in het UBO-register.
De volgende personen kwalificeren als UBO van een VZW:
- De leden van het bestuursorgaan;
- De gemachtigden om de vereniging te vertegenwoordigen bv. via een bijzondere volmacht verkregen van het bestuursorgaan;
- De personen gelast met het dagelijks bestuur;
- De (de categorie van) natuurlijke personen in wier hoofdzakelijk belang de VZW werd opgericht of werkzaam is. Vb. alle leerlingen van Oost-vlaanderen.
Belangrijk om hierbij te noteren is dat – in tegenstelling tot wat geldt voor vennootschappen – het niet volstaat om slechts één van voormelde items (bv. enkel de leden van het bestuursorgaan) te registreren. De categorieën van UBO’s zijn cumulatief. Naargelang het geval zijn er steeds minstens twee categorieën te registreren: elke VZW heeft een bestuursorgaan en elke VZW heeft (een groep van) natuurlijke personen waarvoor zij bestaat.
Faillissementen en bestuurdersaansprakelijkheid
Ook de vroegere faillissementswet en de WCO-wet hebben in 2018 hun onderdak gevonden in het Wetboek Economisch Recht waardoor de relevante bepalingen eveneens op VZW’s van toepassing zijn.
Een VZW kan dus het faillissement aanvragen en ook failliet verklaard worden.
Eén blik op de actualiteit leert echter dat dit ook verregaande implicaties kan hebben op het vlak van bestuurdersaansprakelijkheid. De tijd van het zonder nadenken aanvaarden van bestuursmandaten bij de lokale vis- of voetbalclub dan wel jeugdbeweging is voorbij. Temeer nu de bestuurdersaansprakelijkheid onder het WVV ook hoofdelijk werd gemaakt. Elke bestuurder is voor het volledige bedrag aansprakelijk en achteraf moet men het zelf maar onderling regelen.
Bevoegde rechter en vrij bewijsrecht
De vroegere Rechtbank van Koophandel was materieel bevoegd voor geschillen tussen en tegen handelaars. De komst van het ondernemingsbegrip heeft deze rechtbank tot Ondernemingsrechtbank omgedoopt. De Ondernemingsrechtbank is bevoegd voor geschillen tussen en tegen ondernemingen en dus ook voor geschillen tussen en tegen VZW’s.
Dit heeft niet enkel tot gevolg dat de Rechtbank van Eerste Aanleg niet langer materieel bevoegd is voor VZW-geschillen maar dat de bestuursorganen van VZW’s voortaan ook rekening zullen moeten houden met het vrij bewijsrecht dat in dergelijke ondernemingsgeschillen geldt.
Voornaamste bijkomende verplichting: de VZW moet facturen waarmee zij het niet eens is binnen een redelijke termijn protesteren bij gebreke waaraan zij geacht wordt deze aanvaard te hebben.
VZW onder het WVV
De nieuwigheden voor de VZW vloeien niet enkel voort uit de toepassing van het ondernemingsbegrip maar ook uit een aantal bepalingen die gewijzigd werden tegenover wat onder de vroegere VZW-wet gold.
Winstoogmerk
Daar waar het voorheen voor VZW’s niet alleen verboden was om winst uit te keren aan haar leden, was het daarnaast ook verboden om commerciële activiteiten te ontwikkelen. De evolutie in de rechtspraak heeft dit enigzins afgezwakt tot een toegelaten doch slechts bijkomstige commerciële activiteit. Denk hierbij aan de jaarlijkse wafelenbak.
De wetgever stapt met het WVV af van dit verbod: een VZW kan onbeperkt commerciële activiteiten uitoefenen. Nog niet aangepaste statuten zullen doorgaans toch naar een slechts beperkte toelaatbaarheid verwijzen. Deze statutaire bepaling zal voorrang hebben op het WVV dus een spoedige aanpassing van de statuten dringt zich mogelijk op. Wie onbeperkt commerciële activiteiten zegt, mag uiteraard de fiscaliteit niet vergeten. Vennootschapsbelasting en btw zijn aandachtspunten, doch dit is voer voor een andere bijdrage.
Volledigheidshalve: deze versoepeling heeft geen betrekking op het verbod op winstuitkering. DIt verbod blijft bestaan en viseert niet alleen overduidelijke winstuitkeringen maar bv. ook winstuitkeringen onder vorm van een wel heel interessante huurprijs voor het lokaal dat de VZW van één van haar leden huurt.
Bestuurders
Vroeger moest het aantal bestuurders steeds lager zijn dan het aantal werkelijke leden. Dit had als gevolg dat dit nog steeds in quasi alle (niet aangepaste) statuten zo vermeld staat.
Deze regel werd echter afgeschaft zodat het niet langer nodig is om strootje te trekken om te bepalen welk lid geen bestuursmandaat krijgt? Het is dus perfect mogelijk om aan elk lid ook een bestuursmandaat toe te kennen.
Voor bestuurders loert echter ook het risico op verboden winstuitkeringen om de hoek. Een bestuurder van een VZW mag een normale, marktcomforme vergoeding ontvangen. Al te riante vergoedingen zijn dus eveneens verboden.
Zowel grote als kleine VZW’s vallen voortaan ook onder een al dan niet afgezwakte vorm van de belangenconflictregeling.
Tenslotte geldt voortaan ook voor bestuurder-rechtspersonen van VZW’s dat zij een natuurlijke persoon als vaste vertegenwoordiger moeten aanduiden. De kennisname door de VZW van deze beslissing moet in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd.
Leden
Louter terminologisch mogen de statuten niet langer verwijzen naar werkelijke of stichtende leden enerzijds en naar toegetreden leden anderzijds. Onder het WVV is men ofwel lid (met stem op de algemene vergadering) ofwel is men toegetreden lid (zonder stemrecht).
Daarnaast werd ook de oproepingstermijn voor algemene vergaderingen gelijkgetrokken voor VZW’s en vennootschappen. Voortaan moet ook de VZW haar algemene vergadering bijeenroepen met respect voor een termijn van vijftien vrije kalenderdagen.
Voorwerp en doel
Dat elke vennootschap en VZW voortaan naar haar voorwerp moet verwijzen wanneer ze wil aanduiden welke activiteiten ze uitoefent, is weinigs nieuws onder de zon.
Voor vennootschappen gaat het in se om een louter terminologische wijziging. Wat voorheen als doel werd omschreven, vormt nu het voorwerp van de vennootschap.
Voor VZW’s die vroeger één globale ‘doelsomschrijving’ hadden, volgt uit een letterlijke lezing van het WVV nu dat de statuten zowel het voorwerp van de VZW als het belangeloos doel waarvoor zij bestaat moetten omvatten.
Hoewel beide kunnen overlappen, verdient het aanbeveling om hiervoor twee afzonderlijke items in de statuten op te nemen: Welke activiteiten doet de VZW en in welk ruimer belangeloos kader doet de VZW dit.
Intern reglement
Momenteel hebben veel VZW’s een intern reglement waarbij de statuten naar de aanvaarding van dit reglement verwijzen als voorwaarde tot lidmaatschap. Het merendeel van de (toegetreden) leden weet vaak niet wat er in dit regelement staat of waar het te consulteren.
De wetgever heeft op dit intern reglement meer aandacht gevestigd door:
- te bepalen dat het bestuursorgaan van een VZW slechts met een intern regelement mag werken indien dit daadwerkelijk ook in de statuten voorzien is; en
- op te leggen dat in de statuten steeds naar de laatste versie van dit reglement moet worden verwezen.
Bestaande VZW’s met dergelijk reglement moeten dus voormelde statutaire bepalingen opnemen én erover waken dat de reglementaire en statutaire bepalingen niet conflicteren.
Conclusie
Hoewel VZW’s nog wel even tijd hebben om hun statuten in overeenstemming met het WVV te brengen, is dit allerminst aan te raden. Zij zijn niet alleen reeds geruime tijd onderworpen aan een aantal extra formaliteiten voor ondernemingen, maar zijn sedert begin 2020 ook onderworpen aan het WVV dat toch ook een aantal nieuwe verplichtingen in hoofde van de bestuurders van een VZW creëert. Het zijn echter niet alleen nieuwe verplichtingen maar ook nieuwe mogelijkheden o.m. op het vlak van commerciële activiteiten die een spoedige aanpassing van de statuten vereisen.
Bent u bestuurder van een VZW waarvan de statuten aan vervanging toe zijn? Of toch maar die fiscaliteit eens beter van nabij bekijken? Neem gerust contact op!
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.