Hervorming wettelijk pensioen: gevolgen voor premieaftrek IPT
Sinds midden 2021 is het wettelijk pensioen voor zelfstandigen opgetrokken in het kader van de harmonisatie van de pensioenrechten voor werknemers en zelfstandigen. Hoera! Toch bleek er al snel een kleine domper op de feestvreugde voor bedrijfsleiders: de vennootschap kan hierdoor immers minder pensioenpremies van een IPT (Individuele Pensioentoezegging) (of groepsverzekering) aftrekken, gelet op de 80%-regel. Gelukkig heeft de fiscus in een tijdelijke tolerantie voorzien.
Nog niet volledig mee? We zetten alles hierna graag nog even op een rijtje.
Wat is een IPT?
Een zelfstandige moet niet rekenen op royaal wettelijk pensioen, dat is algemeen geweten. Daarom is het verstandig om naast het wettelijk pensioen, ook zelf nog te voorzien in een aanvullend pensioen. Vandaar dat veel zelfstandigen die hun activiteit uitoefenen via een vennootschap, i.e. bedrijfsleiders, een aanvullend pensioen opbouwen binnen een IPT. Er zijn meerdere boni: de vennootschap betaalt de premies én er zijn fiscale voordelen voor zowel bedrijfsleider als vennootschap.
Het verschil tussen een IPT en een groepsverzekering zit in het individueel karakter versus het groepskarakter. Bij een groepsverzekering moet iedereen verplicht aansluiten, wat tot gevolg heeft dat het minder flexibiliteit geeft naar inhoud en waarborgen.
IPT en 80%-regel
De premies van uw IPT zijn dus fiscaal aftrekbaar in uw vennootschap. U moet voor de aftrekbaarheid echter wel steeds rekening houden met een fiscale grens, de zogenaamde ‘80%-regel’. Dit betekent dat uw wettelijk en aanvullend pensioen samen niet hoger mogen zijn dan 80% van uw normaal brutoloon van het laatste jaar. Oftewel: aanvullend pensioen ≤ (80% van het normale bruto jaarloon – geraamd wettelijke pensioen).
Hervorming pensioen
Zoals reeds gezegd, werd het wettelijk pensioen voor zelfstandigen sinds midden 2021 opgetrokken.
Die verhoging van het wettelijk pensioen heeft dus ook gevolgen voor de aftrekbaarheid van de premies van uw IPT. De premies zijn slechts aftrekbaar in de mate dat de ‘80%-regel’ niet wordt overtreden. Met andere woorden, voor de berekening van uw maximaal pensioenkapitaal dient een bedrijfsleider niet alleen rekening te houden met de 80%-grens maar ook met de raming van het wettelijk pensioen.
Raming wettelijk pensioen?
Hoe die raming van dat wettelijk pensioen dan wel moest gebeuren heeft de fiscus ons pas in 2022 laten weten.
Concreet voorziet de circulaire van 31 maart 2022 dat voor de berekening van de 80%-grens het wettelijk pensioen van de bedrijfsleider moet geraamd worden op 50% van het beroepsinkomen, en dit vanaf aanslagjaar 2022. Voor de voorafgaandelijke jaren moet het wettelijk pensioen geraamd blijven op 25% van het beroepsinkomen.
Vraag is waarom de fiscus zich niet baseert op de veel nauwkeuriger raming die te vinden is op MyPension.be. Vermits de fiscus zelf stelt dat “de raming van het wettelijk pensioen een benadering is en dat het bijgevolg toegelaten blijft een bedrag te gebruiken dat nauwer aansluit bij het werkelijk wettelijk pensioenbedrag” staat niks het gebruik van het verwachte wettelijke pensioen zoals vermeld op MyPension.be in de weg.
Door de verhoging van het wettelijk pensioen, bereikt u sneller de 80%-grens, waardoor de ruimte voor fiscale aftrek van de premies uiteraard kleiner wordt.
Grens overschreden?
Gelet op de retroactieve werking van de circulaire vanaf aanslagjaar 2022 (inkomstenjaar 2021), is het goed mogelijk dat uw vennootschap teveel premies heeft gestort en de 80%-regel zo heeft overschreden. Geen paniek! De fiscus voorziet gelukkig in een tolerantie voor de aanslagjaren 2022 en 2023.
Het gedeelte van de premies dat volgens de nieuwe berekeningsregels fiscaal niet aftrekbaar zou zijn, wordt beschouwd als een verworpen uitgave. Het surplus van de premie voor inkomstenjaar 2021 en/of 2022 dient daarbij te worden geboekt als een over te dragen kost en zal worden beschouwd als een voorschot op de premie van inkomstenjaar 2023.
Uitsluitingen
Let wel, de circulaire voorziet enkele uitsluitingen waarvoor de tolerantie uitdrukkelijk niet geldt, namelijk:
- wanneer de 80%-grens overschreden is omwille van een andere reden dan de nieuwe berekeningswijze, bijvoorbeeld een lager brutoloon; of
- voor de contracten die in inkomstenjaar 2021, 2022 of 2023 vervallen; of
- voor het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op een backservice, i.e. soort ‘inhaalpremie’ voor arbeidsjaren uit het verleden, toegepast tijdens de laatste vijf jaren van het pensioencontract.
Conclusie
Zoals zo vaak in de actuele fiscaliteit is meer dan basiswiskunde noodzakelijk. Hoe dan ook zorgt het optrekken van het wettelijk pensioen voor zelfstandige voor een kleine domper op de feestvreugde voor bedrijfsleiders met een IPT (of een groepsverzekering). Voor hen is er minder fiscaal aftrekbare premie in de vennootschap. De tijdelijke tolerantie waarin de fiscus voorziet voor de inkomstenjaren 2021 en 2022 is een pleister op een houten been.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.