Globale erfovereenkomst en de Vlaamse fiscus
De stevige versoepeling en verduidelijking van de regels rond erfovereenkomsten is een geschenk voor zij die planning hoog in het vaandel dragen. De drastische hervorming van het federale erfrecht is een civielrechtelijke gegeven dat nu, alvast in Vlaanderen, heeft geleid tot nieuwe regels inzake schenk- en erfbelasting. Deze nieuwe regels treden in werking op 1 september 2018.
Naast de ondersteuning bij het nieuwe erfrecht springen vooral de lagere tarieven voor verkrijgingen buiten de rechte lijn en de invoering van nieuwe vrijstellingen in het oog. Deze bijdrage wil echter specifiek kijken naar enkele fiscale aandachtspunten bij het sluiten van een globale erfovereenkomst.
Globale erfovereenkomst
Een globale erfovereenkomst is een overeenkomst tussen ouder(s) en al hun vermoedelijke erfgenamen in de rechte neerdalende lijn. De overeenkomst stelt specifiek vast dat er tussen hen een evenwichtige verdeling is.
Toegekende voordelen, die juridisch of technisch niet noodzakelijk een schenking zijn, vormen elementen waarmee rekening kan worden gehouden. De specifieke persoonlijke of professionele situatie van één van de vermoedelijke erfgenamen kan ook zo een element zijn. Opvulling met een schuldvordering is eveneens mogelijk. De belangrijkste componenten zijn allicht de schenkingen die plaatsvonden voorafgaand aan de globale erfovereenkomst en/of deze die zijn toegekend in de overeenkomst zelf.
Niet belast in de schenk-en erfbelasting?
Belangrijke vraag is of de in de overeenkomst opgenomen huidige en vroegere schenkingen en voordelen belastbaar zijn in de schenk- of erfbelasting.
Door de invoeging van een nieuw artikel 2.8.3.0.5 in de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF) strekken schenkingen die niet aan registratie onderworpen zijn geweest en die vermeld worden in een toegelaten erfovereenkomst niet tot fiscaal bewijs van een schenking. In dit geval zijn deze schenkingen ook niet belastbaar. Voorwaarde is wel dat partijen in of onderaan de notariële akte, die de erfovereenkomst vaststelt, bevestigen dat deze schenkingen hebben plaatsgevonden voor de datum waarop de erfovereenkomst gesloten werd.
Partijen of één van hen kunnen in een uitdrukkelijke fiscale verklaring, in of onderaan de akte, wel melden dat de schenkingen die niet aan registratie onderworpen zijn geweest toch tot fiscaal bewijs strekken. In dit geval worden deze schenkingen wel onderworpen aan de schenkbelasting.
Voorbeeld
Een enige overblijvende ouder regelt met zijn twee kinderen de nalatenschap in een globale erfovereenkomst. De erfovereenkomst maakt melding van drie vermogensoverdrachten.
Aan kind A een bankgift van 50.000 euro die dateert van 5 jaar voor de opmaak van de erfovereenkomst én een schenking van 50.000 euro die geregeld wordt in de erfovereenkomst. De bankgift van 5 jaar geleden blijft onbelast. Voor de schenking geregeld in de erfovereenkomst geldt de overeenkomst als titel voor de schenking. Schenkbelasting is aldus verschuldigd maar er moet geen erfbelasting meer worden betaald als de ouder overlijdt binnen de drie jaar na de schenking.
Aan kind B een bankgift van 100.000 euro die dateert van zes maanden voor de opmaak van de erfovereenkomst. Twee keuzes zijn mogelijk. Keuze één partijen bevestigen uitsluitend dat deze bankgift heeft plaatsgevonden voor de datum waarop de erfovereenkomst gesloten werd. Keuze twee partijen verklaren dat de erfovereenkomst voor deze schenking als titel geldt. Bij keuze één is er geen schenkbelasting verschuldigd maar moet er wel erfbelasting worden betaald als de ouder binnen de drie jaar na de schenking overlijdt. Bij keuze twee is schenkbelasting verschuldigd maar de schenking komt niet meer in aanmerking voor de erfbelasting als de ouder overlijdt binnen de drie jaar na de schenking.
Voordelen opgenomen in de globale erfovereenkomst
Zoals gezegd kunnen partijen overeenkomen om toegekende voordelen mee te betrekken bij het bepalen van het evenwicht. Ter illustratie kan gedacht worden aan genotschenkingen zoals het kosteloos in een onroerend goed laten wonen, het betalen van dure (buitenlandse) opleidings- en studiekosten of dienstengiften. Bij dienstengiften kan spontaan gedacht worden aan ouders die kosteloos helpen bij het verbouwen van een woning, bij tuinonderhoud of de opvang van kinderen.
Dergelijke voordelen hoeven niet noodzakelijk in het verleden te zijn gegeven. Het is mogelijk om voordelen op te nemen in de globale erfovereenkomst die in de toekomst uitwerking zullen hebben. Voorwaarde is wel deze voordelen dan vanaf de globale overeenkomst zijn verworven.
Het basisprincipe is dat de kwalificatie van een handeling als schenking wordt geregeld door het Burgerlijk Wetboek. M.a.w. als het geen schenking is volgens het Burgerlijk Wetboek is het in beginsel ook geen schenking voor de fiscus. De toegekend of toekomstige voordelen die als schenking kwalificeren worden dus gevat door het nieuwe artikel 2.8.3.0.5 VCF. Hierdoor is heffing van schenk- of erfbelasting, zoals hierboven geïllustreerd, mogelijk.
Een schenking van genot wordt door de meerderheid van de rechtsleer, zowel op civielrechtelijk als op fiscaal gebied, beschouwt en belast als een schenking.
Kosten die betaald worden binnen het kader van een wettelijke of natuurlijke verplichting tot onderhoud zijn geen schenkingen. Studiekosten van kinderen vallen in principe onder de ouderlijke onderhoudsverplichting en lopen door na hun meerderjarigheid voor zover hun opleiding of studie niet voltooid is. Indien studie- of opleidingskosten evenwel worden betaald buiten het kader van de wettelijke of natuurlijke onderhoudsverplichting zijn deze wel te beschouwen als schenkingen.
Dienstengiften die louter bestaan in het kosteloos presteren van diensten worden niet als een schenking beschouwd. Er is namelijk geen zakelijke verarming in hoofde van de dienstenverstrekker.
Toebedeling door middel van een schuldvordering
Het evenwicht tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn kan ook bereikt worden door toebedeling van een schuldvordering ten laste van de uitdrukkelijk in de overeenkomst aangeduide partijen. Bijvoorbeeld een kind krijgt het voornaamste vermogensbestanddeel met daaraan gekoppeld de verplichting om het andere kind te vergoeden.
Voorbeeld
Een enige overblijvende ouder regelt met zijn twee kinderen de nalatenschap in een globale erfovereenkomst. Hij schenkt in de overeenkomst (of heeft desgevallend voor de overeenkomst geschonken) aan kind A een onroerend goed van 350.000 euro én kind B krijgt een schuldvordering toebedeeld van 175.000 euro ten opzichte van kind A.
Twee situaties zijn te onderscheiden.
Indien de schenking in de overeenkomst gebeurt onder last van het erkennen van een schuld door kind A aan kind B dan wordt die last afgetrokken van de schenking bij kind A en als schenking beschouwd voor Kind B (art. 2.8.3.0.1. VCF).
Indien de schenking voorafgaand aan de globale overeenkomst is gebeurd en het opleggen van een schuld gebeurt in de overeenkomst is er m.i. geen sprake van een schenking. De erkenning van de schuldvordering is immers geen schenking in hoofde van de ouder én het is, bij gebrek aan animus donandi, ook geen schenking van kind A aan kind B.
Conclusie
De hervorming van de Vlaamse schenk- en erfbelasting komt (deels) tegemoet aan verzuchtingen en bezorgdheden die werden geuit in de rechtsleer. In het bijzonder voor wat betreft de globale erfovereenkomsten is de invoering van het nieuwe artikel 2.8.3.0.5 VCF een hele opluchting.
Raadpleeg de juristen bij aternio indien u meer informatie wenst over de globale erfovereenkomst.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.