Gesleutel aan verlaagde roerende voorheffing op dividenden
Op 12 januari 2022 heeft de Kamer in plenaire zitting een wetsontwerp goedgekeurd waarbij men ondermeer sleutelt aan de verlaagde roerende voorheffing op dividenden. Dit regime is in het vakjargon gekend als het VVPRbis-regime, afkorting voor verminderde voorheffing/précompte réduit. Bis omdat het de opvolger is van een eerder gelijkaardig bestaand stelsel. Wat wijzigt er vanaf 1 januari 2022?
VVPRbis-regime
Onder bepaalde voorwaarden zorgt het VVPRbis-regime ervoor dat de roerende voorheffing en de personenbelasting verminderen. In het bijzonder in geval van dividenduitkeringen door kleine vennootschappen. Meer bepaald bij uitkering van dividenden uit nieuwe aandelen op naam die zijn uitgegeven vanaf 1 juli 2013 n.a.v. nieuwe inbrengen in geld.
Het goedkoper karakter zit hem natuurlijk in de belastingverlaging. Tot 20% voor dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de inbreng. Het is nog voordeliger in een tweede fase vermits de roerende voorheffing daalt tot 15% voor de dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling vanaf het derde boekjaar na dat van de inbreng (art. 269, §2 WIB’92).
Om dus te kunnen genieten van het VVPRbis-stelsel is het noodzakelijk dat de vennootschap als klein wordt aangemerkt. Dit gebeurt op basis van artikel 1:24, §1 tot 6 Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV). Deze kwalificatie gebeurt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de geldinbreng is gedaan. Dit principe is ongewijzigd.
Nieuwe aandelen en nieuwe inbrengen
De dividenden moeten voortkomen uit nieuwe aandelen op naam uitgegeven ter gelegenheid van de oprichting van de vennootschap of een kapitaalverhoging. De volstorting van het kapitaal, dat deze aandelen vertegenwoordigt, gebeurt volledig door middel van nieuwe inbrengen in geld. De combinatie verlaagde roerende voorheffing en de techniek van de vrijstelling van de volstortingsverplichting is bijgevolg niet langer mogelijk.
Er is gelukkig een regularisatiemogelijkheid voorzien voor vennootschappen die toch de vrijstelling van de volstortingsverplichting hebben toegepast in de periode tussen 1 mei 2019 (inwerkingtreding WVV) en 15 december 2021. Deze vennootschappen komen toch nog in aanmerking voor het VVPRbis-regime indien zij een kapitaalverhoging in geld zonder uitgifte van nieuwe aandelen doorvoeren waardoor de inbreng opnieuw het initiële niveau van vóór de vrijstelling van volstorting bereikt. Deze kapitaalverhoging moet plaatsvinden vóór 31 december 2022.
Voorbeeld. Een bvba (nu bv) werd opgericht tussen 1 juli 2013 en 30 april 2019 met inbreng in geld van 18.550 EUR. Hiervan is slechts 6.200 EUR effectief gestort. Na 1 mei 2019 verricht deze bv een vrijstelling van volstortingsverplichting voor 12.350 EUR én verminderd tegelijkertijd haar kapitaal/inbreng tot 1 euro. Deze vennootschap moet tegen 31 december 2022 haar inbreng in geld verhogen met 12.350 EUR, wil ze het VVPRbis-statuut verliezen.
Hou er rekening me dat overboeking van een lopende rekening geen inbreng in geld is (Mond. Parl. Vr.nr. 3682 van de heer Van Biesen dd. 29.04.2015).
Geen voorkeursbehandeling
De onderschreven sommen bij de uitgifte van de VVPRbis-aandelen moeten niet alleen volledig volstort zijn maar aan deze aandelen mag ook geen voorkeursrecht verbonden zijn. In concreto betekent dit dat er voor deze aandelen geen voorkeursrecht mag zijn ten aanzien van de deelname in het kapitaal of in de winst of ten aanzien van de verdeling van het maatschappelijk vermogen. Alle VVPRbis-aandelen moeten dus een gelijk recht op uitkering hebben. Er mag m.a.w. op geen enkel ogenblik een dergelijk voorkeursrecht zijn. Noch op het ogenblik van de uitgifte ervan, noch op enig ander moment.
Dat er eventueel andere aandelen (zonder fiscaal voordeel) zijn waaraan voorkeursrechten verbonden zijn, sluit blijkbaar de toepassing van het het VVPRbis-regime niet uit. Hetgeen aansluit bij een antwoord van de minister van Financiën op een parlementaire vraag (V&A. Kamer 2020-21, nr. 55-058, 217). De wetswijziging belet bovendien niet dat VVPRbis-aandelen geen ander voorkeursrecht mogen hebben. Men kan hierbij bijvoorbeeld denken aan meervoudig stemrecht of benoemingsrecht.
Antimisbruikbepaling
Een antimisbruikbepaling mag evenmin ontbreken. In casu kunnen uitgekeerde liquidatiereserves (onderworpen aan een anticipatieve heffing van 10% gevolg door een tarief van 5 % roerende voorheffing) van VVPRbis-vennootschappen, niet aangewend worden om te zorgen voor VVPRbis-kapitaal in een andere vennootschap. Het gebruik van geld van uitgekeerde liquidatiereserves die onderworpen werden aan hogere tarieven is blijkbaar geen probleem.
Dit is een verstrenging van én aanvulling op de oude regeling die een inbreng uitsluit van het VVPRbis-regime wanneer een natuurlijke persoon een geldinbreng doet afkomstig van een kapitaalvermindering in een vennootschap die verbonden of geassocieerd is met die persoon (in de zin van art. 1:20 en 1:21 WVV).
Relevante vraag is natuurlijk hoe de fiscus dit controleert.
Inwerkingtreding
De nieuwe regels zijn van toepassing op dividenden toegekend of betaalbaar gesteld met ingang van 1 januari 2022.
Conclusie
De wijzigingen maken een einde aan de combinatie verlaagde roerende voorheffing en de techniek van de vrijstelling van de volstortingsverplichting. Er is gelukkig een regularisatiemogelijkheid die loopt tot 31 december 2022 voor die vennootschappen die dergelijke hebben toegepast in de periode tussen 1 mei 2019 en 15 december 2021. Het verboden ‘preferent karakter’ van de VVPRbis-aandelen is verduidelijkt en er is verder nog gesleuteld aan de anti-misbruikbepaling.
Hebt u specifieke vragen over het VVPRbis-regime of wil u andere mogelijkheden inzake dividenduitkeringen bekijken dan helpen onze juristen en accountants u graag verder.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.