Gemeenschap of onverdeeldheid? Fiscaal misbruik dreigt!
Creativiteit kan alleen maar goed zijn. Maar wanneer de fiscus ermee gemoeid is, kunt u toch meer beter een beetje opletten. Want op dat vlak is 1 + 1 niet noodzakelijk 2. Dat zal duidelijk blijken uit onderhavige bijdrage. Zo werd planning via een verblijvingsbeding in de zogenaamde “vierde piste” oorspronkelijk bevestigd door VLABEL. Planning via uw huwelijkscontract, door het creëren van een gemeenschap, is ook toegestaan. Maar wat nu als men de techniek van het verblijvingsbeding wil combineren met andere planningstechnieken? We ontcijferen hierna de begrippen.
Wat is de vierde piste eigenlijk?
Hierbij gaat het om planning met betrekking tot onverdeelde goederen, tussen echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen. De planning vindt plaats via het zogenaamde verblijvingsbeding. Dit vormt een interessante variant op andere technieken voor vermogensplanning.
VLABEL bevestigde, in een voorafgaande beslissing van 17 december 2019, dat een verblijvingsbeding gekoppeld aan onverdeelde goederen in een stelsel van scheiding van goederen, niet aan erfbelasting wordt onderworpen.
Verblijvingsbeding?
Het verblijvingsbeding komt vaak voor. Het begrip “verblijvingsbeding” mag dan misschien niet meteen een belletje doen rinkelen, zijn alter ego “wie langst leeft, al heeft” doet dat ongetwijfeld wel.
Het betreft clausules die gehuwden opnemen in hun huwelijkscontract, om er voor te zorgen dat de langstlevende partner een bijzondere bescherming geniet. Door het verblijvingsbeding bekomt de langstlevende namelijk de volle eigendom van de hele gemeenschap (en niet slechts van de helft, indien de wettelijke regels zouden spelen).
De planningstechniek van de vierde piste gaat dit verblijvingsbeding nu specifiek toepassen in het stelsel van scheiding van goederen.
First things first: wat met de fiscaliteit bij verblijvingsbedingen?
We moeten hier rekening houden met een principiële taxatie. Want, verblijvingsbedingen worden geacht ten bezwarende titel te zijn. Bij overdrachten ten bezwarende titel, zeker wanneer het om onroerende goederen gaat, moeten we rekening houden met registratiebelasting. We spreken dan we over het verkooprecht, dan wel het verdeelrecht.
Met erfbelasting hoeven we geen rekening te houden. De toebedeling gebeurt namelijk door de werking van het huwelijkscontract. Het erfrecht komt hier niet aan te pas.
Onroerend goed was reeds in onverdeeldheid tussen de partners
Wanneer het verblijvingsbeding uitwerking krijgt, is er bij de toebedeling heffing van het verdeelrecht op de volledige waarde van het onroerend goed.
Onroerend goed komt via wijziging huwelijkscontract in onverdeeldheid tussen de partners
Bij de inbreng van een onroerend goed, met toepassing van een verblijvingsbeding, is er heffing van het verkooprecht op de waarde van de helft van het ingebrachte onroerend goed. Bij de latere toebedeling zal men het verkooprecht heffen op de waarde van de “extra” helft die de langstlevende (niet-inbrenger) verkrijgt. Indien de langstlevende echtgenoot ook de inbrenger is zal het verdeelrecht op de totale waarde van het goed verschuldigd zijn.
Horizontale planning tussen echtgenoten
De vierde piste geeft dus gestalte aan een nieuwe techniek van horizontale planning tussen echtgenoten, gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen. Bedoeling is om eigen goederen in een onverdeeldheid te brengen of te houden. Daarna bedingt men hierbij een verblijvingsbeding. Daardoor komt het goed bij overlijden toe aan de langstlevende, zonder dat er erfbelasting verschuldigd is.
Koppel dit nu aan de vrijstelling van erfbelasting die geldt voor de vererving van de gezinwoning en u denkt: bingo! We combineren het beste van alles en dat is de jackpot! Maar zoals elke medaille heeft ook deze een keerzijde. VLABEL heeft haar kar gekeerd en is in enkele recente beslissingen een andere weg ingeslagen.
Combinaties vierde piste en gezinswoning?
VLABEL heeft in een aantal voorafgaande beslissingen uitspraak gedaan over de combinatie van de zogenaamde vierde piste en de creatie of uitbreiding van een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV). In de besproken gevallen was dat TIGV gecreëerd voor de gezinswoning.
Een TIGV of toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen? Dit is een een artificieel gecreëerde gemeenschap, in het stelsel van scheiding van goederen. Door een goed in te brengen in zo’n TIGV, staat de inbrenger impliciet de helft van het goed af. De andere helft zal dan onder de wettelijke regels vererfd worden, mits betaling van de toepasselijke erfbelasting.
Laat ons wel duidelijk stellen dat VLABEL het TIGV effectief erkent als een gemeenschappelijk vermogen. Wanneer de langstlevende, door de ontbinding van de gemeenschap, de gezinswoning toebedeeld krijgt, zal dit onderworpen zijn aan erfbelasting. Maar, voor de langstlevende partner is daarin dus voor een vrijstelling voorzien. So far, so good…
Waar zit dan wel het probleem? Het gaat om de combinatie van de 2 technieken en het verschil in behandeling tussen de verschillende goederen in uw vermogen.
Voorafgaande Beslissing nr. 20009 van 11 mei 2020
Hier hadden echtgenoten de intentie om aan hun huwelijksstelsel van scheiding van goederen een TIGV te koppelen. Ze zouden daarbij samen hun onverdeeld aandeel in de gezinswoning inbrengen. Bovenop dit alles wouden ze voorzien in een verblijvingsbeding inzake de andere goederen die ze in onverdeeldheid hebben (de vierde piste).
VLABEL argumenteerde in deze casus dat er sprake was van fiscaal misbruik. Zij stelden dat het aangevoerde niet-fiscale motief niet afdoende opweegt tegen de fiscale motieven.
Voorafgaande Beslissing nr. 20033 van 28 september 2020
VLABEL argumenteerde min of meer in dezelfde zin in een meer recente voorafgaande beslissing. Daar ging het om echtgenoten die reeds een TIGV hadden opgenomen in hun huwelijkscontract. Dat TIGV omvatte bovendien al de gezinswoning, die ze voor het huwelijk in onverdeeldheid hadden aangekocht. In de wijziging van het huwelijkcontract, wouden de partners nu een verblijvingsbeding koppelen aan de overige goederen in onverdeeldheid.
Ook hier concludeerde VLABEL tot fiscaal misbruik. Dit keer vooral richting de andere goederen die in onverdeeldheid zijn. De toevoeging van het verblijvingsbeding voor de onverdeelde roerende goederen leidt er namelijk toe dat op de toebedeling van de roerende goederen aan de langstlevende geen erf- noch registratiebelasting verschuldigd zal zijn. Dit bovenop de vrijstelling van erfbelasting, die reeds toepasselijk was op de vererving van de gezinswoning. Ook hier is Vlabel van mening dat er geen enkel niet-fiscaal motief wordt aangehaald om het verschil in behandeling te verantwoorden en besluit daardoor tot fiscaal misbruik.
Conclusie?
VLABEL wil dus duidelijk dat u consequent bent en daar de fiscale gevolgen van draagt. Ofwel kiest u ervoor om goederen in onverdeeldheid te houden en te werken met een verblijvingsbeding. Er zal dan geen erfbelasting verschuldigd zijn, maar wel registratiebelasting op de transacties met het onroerend goed. Ofwel kiest u voor een TIGV en zal er geen registratiebelasting zijn op de inbreng, maar wel erfbelasting bij de vereffening en verdeling van die gemeenschap (met uitzondering van de gezinswoning).
Ze aanvaarden niet dat u:
1/ het onroerend goed (specifiek de gezinswoning) regelt via het TIGV: dus geen registratiebelasting én geen erfbelasting bij de toebedeling; én
2/ de overige (roerende) goederen regelt via een verblijvingsbeding: dus geen registratiebelasting bij de vestiging én geen erfbelasting bij de toebedeling.
VLABEL ziet hier geen objectieve verklaringen, behalve dan het fiscaal misbruik, aan de basis liggen voor het verschil in behandeling tussen de verschillende vermogensbestanddelen.
Contacteer aternio indien u bezorgd bent over uw eigen planning of u zelf aan een dergelijke planning wenst te beginnen.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.