Geen voordeel bij marktconforme vergoeding?
In een recent arrest van 28 mei 2019 spreekt het Hof van Beroep van Antwerpen zich uit in het voordeel van een belastingplichtige inzake voordelen alle aard bij betaling van een marktconforme vergoeding. Met dit arrest gaat het Hof regelrecht in tegen de strenge visie van de Minister van Financiën. Zo past de fiscus steeds de forfaits bij voordelen alle aard toe. Met een marktconforme bijdrage van de belastingplichtige houdt de fiscus absoluut geen rekening. Het Hof van Beroep fluit de fiscus hierin nu terug.
Voordelen alle aard
Een werknemer of bedrijfsleider kan, naast een bezoldiging in geld, ook allerhande voordelen van alle aard verkrijgen in de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bedrijfswagens, leningen, bewoning, verwarming en elektriciteit enz.
Deze voordelen zijn belastbaar voor de werkelijke waarde bij de verkrijger (art. 36 WIB’92).
De wetgever heeft aan de Koning de bevoegdheid verleend om de waarde van die voordelen op een vast bedrag – dus forfaitair – te ramen. De meeste forfaits vinden we terug in artikel 18 van het KB/WIB’92.
Indien het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, wordt voornoemd forfait verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer of bedrijfsleider.
Forfait versus werkelijke waarde
Al decennialang woedt de discussie of deze forfaits in alle omstandigheden moeten worden toegepast. Niet in het minste indien een werknemer of bedrijfsleider een marktconforme vergoeding betaalt, is er dan nog sprake van een belastbaar voordeel?
In dat geval is er immers geen sprake meer van een verrijking. Men bespaart immers niet op privéuitgaven die men anders wel had moeten doen. Ook indien de betaalde marktconforme vergoeding láger is dan de wettelijke forfaits, zou er geen sprake meer mogen zijn van een belastbaar voordeel.
Fiscus is streng
Maar de fiscus is streng. De fiscus past altijd het forfait toe. Zo bevestigde de Minister van Financiën in het verleden duidelijk gemaakt dat de eigen bijdrage enkel kon worden afgetrokken van het forfaitair gewaardeerde voordeel, niet van de werkelijke waarde.
Met het marktconforme karakter van de bijdrage houdt de fiscus dus geen rekening. Indien de bijdrage van de werknemer of bedrijfsleider dus lager is dan het forfait, wordt hij nog steeds belast op het saldo, ook al is de bijdrage marktconform.
Rechtspraak is meegaander
Het recente arrest voor het Hof van Beroep te Antwerpen betreft een zaak waarbij de zaakvoerder met zijn vennootschap een overeenkomst rekening-courant sluit. De partijen komen een interest van 4,5% overeen. De forfaitaire rentevoet uit art. 18 KB/WIB’92 bedraagt op dat ogenblik echter 9%.
De fiscus belast de zaakvoerder op het saldo, met name 4,5% (9% minus 4,5%).
Maar volgens het Hof kan er slechts sprake zijn van een voordeel indie er geen evenwaardige tegenprestatie is overeengekomen voor de lening. De belastingplichtige kan dus nog steeds het tegenbewijs leveren dat het werkelijke voordeel lager ligt. Indien de belastingplichtige dit tegenbewijs niet kan leveren, is het forfait zonder meer van toepassing.
In deze zaak toont de zaakvoerder aan dat de aangerekende interestvoet van 4,5% marktconform (zoals tussen onafhankelijke contractspartijen) is. De aangerekende interestvoet is dus een evenwaardige tegenprestatie.
Het Hof besluit dus dat de werkelijke waarde van het voordeel lager ligt dan de forfaire rentevoet zodat er in casu geen sprake meer is van een belastbaar voordeel alle aard.
Besluit
Eén zwaluw maakt de lente natuurlijk nog niet. Maar deze rechtspraak geeft wel moed en is hopelijk de voorbode voor meer. Deze uitspraak is bovendien niet enkel relevant voor leningen, maar voor alle andere forfaitaire ramingen van voordelen alle aard.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.