Fiscale proceduretermijnen verlengen aanzienlijk
Vanaf aanslagjaar 2023 wijzigen de fiscale onderzoeks-, aanslag-, bezwaartermijnen en de bewaartermijnen van boeken en bescheiden. Door de verlenging van de proceduretermijnen wil de wetgever deze termijnen beter aansluiten bij de reële aard van de steeds complexere opdrachten die momenteel aan de fiscale administratie zijn toevertrouwd. Voor de aanslagjaren voorafgaand aan het aanslagjaar 2023 blijven de oude termijnen gelden. Wat betekent dit nu voor de belastingplichtigen?
Proceduretermijnen
De beoogde termijnen betreffen de fiscale onderzoeks-, aanslag- en bezwaartermijnen. Om de procedure voor het vestigen van belastingen en de mogelijke onderzoeks- en controleprocedure die zou kunnen volgen te stroomlijnen, voorziet de fiscale procedure 4 termijnen: 3, 4, 6 of 10 jaar.
Volgens de wetgever zijn de langere termijnen noodzakelijk voor de fiscale administratie om redenen van onder meer complexiteit en internationalisering, en met het oog op het creëren van ruimte voor overleg met de belastingplichtigen.
3+1=4 (gewone algemene termijnen)
De gewone algemene termijn van 3 jaar blijft bestaan voor normale situaties waarbij de aangifte is ingediend binnen de daarvoor voorziene termijn. Een tweede termijn van 4 jaar wordt voorzien bij laattijdige aangifte of bij niet-aangifte. Dit is meteen een verlenging met 1 jaar ten opzichte van de bestaande gewone termijn van 3 jaar.
3+3=6 en 3+7=10 (nieuwe algemene termijnen)
Een nieuwe termijn van 6 jaar zal van toepassing zijn wanneer er bepaalde internationale aspecten aanwezig zijn. Het betreft situaties welke gevat worden door fiscale engagementen betreffende meldingsplichtige grensoverschrijdende transacties of andere fiscale engagementen waartoe België zich op OESO- of EU-niveau verbonden heeft.
Samen met de invoering van het begrip “complexe aangifte” wordt een nieuwe algemene termijn geïntroduceerd van 10 jaar. Het betreft in het bijzonder drie gevallen die omwille van een internationaal karakter een langere onderzoeks- en aanslagtermijn van vereisen, met name als de aangifte een juridische constructie in een ander land moet vermelden, de hybride mismatches en bij toepassing van de CFC-bepaling. Deze termijn van 10 jaar is an sich niet nieuw maar is tot aanslagjaar 2022 beperkt tot belastingplichtigen die juridische constructies gebruiken om hun vermogen te verbergen in een land opgenomen in de lijst van staten zonder of met een lage inkomstenbelasting.
7+3=10 (bijzondere fraudetermijn)
Zodra een fiscale inbreuk is gepleegd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, kortom bij fraude, geldt een bijzondere termijn van 10 jaar. Dat is 3 jaar meer dan de bestaande fraudetermijn van 7 jaar.
De kennisgeving van aanwijzingen van belastingontduiking is geschrapt en vervangen door een eenvoudige kennisgeving door de fiscale administratie van zijn intentie om de verlengde termijn toe te passen voor de aanslagjaren
waarvoor een fraudeonderzoek is opgestart. Nauwkeurige aanwijzingen van fraude hoeven op dat ogenblik nog niet te worden vermeld.
Bezwaartermijn
Gezien de nieuwe langere termijnen is een dergelijk aanpassing ook nodig in het voordeel van de belastingplichtige wanneer deze tegen een belastingaanslag bezwaar wenst in te dienen. Daarom wordt de bezwaartermijn opgetrokken tot 1 jaar. Dat is 6 maanden extra ten opzichte van de oude regeling.
Draagwijdte
Het verlengen van de proceduretermijnen inzake internationale aspecten en complexe aangiften roept meteen vragen op over de draagwijdte van de fiscale onderzoeken. Uit de memorie bij het wetsontwerp blijkt dat het de bedoeling is om de termijnen van 6 en 10 jaar te gebruiken voor tijdsintensieve onderzoeken en niet voor eenvoudige controles zonder internationale aspecten.
Dit principe is wettelijk verankerd voor bepaalde limitatieve aftrekken in de fiscale aangifte: gewestelijke belastingen, heffingen en retributies, geldboetes, autokosten, receptie – en restaurantkosten, niet-specifieke beroepskledij en sociale voordelen. Voor andere elementen of vaststellingen is het niet meteen zo duidelijk. Hoewel het vertrekpunt moet zijn dat de fiscus zich focust op de criteria vermeld in de wet is het niet uitgesloten dat ze andere ‘belangrijke’ vaststellingen doet. Wat dan? Gegarandeerd voer voor discussie met de fiscus.
Bewaartermijn documenten en bescheiden
Aangezien de maximum onderzoekstermijn verlengd is tot 10 jaar, is het omwille van coherentie noodzakelijk om de bewaartermijn van documenten en bescheiden met eenzelfde duur te verlengen. Dit aligneert dan volledig met de termijn gedurende dewelke banken rekeningafschriften ter beschikking moeten stellen van hun klanten. De wetgever oordeelt ook dat deze langere bewaartermijn in een digitaal tijdperk voor de bedrijfswereld geen bijkomende administratieve last vormt.
Conclusie
Gezien de gewijzigde fiscale proceduretermijnen pas gelden vanaf aanslagjaar 2023 zullen belastingplichtigen de komende jaren rekening moeten houden twee naast elkaar bestaande stelsels van fiscale termijnen. Daarenboven is het nieuwe systeem van vier verschillende termijnen van 3, 4, 6 en 10 jaar complexer en zijn de aanslag- en onderzoekstermijnen langer. Het gedurende 10 jaar bewaren van documenten en bescheiden is in een digitale wereld niet onoverkomelijk. Of de historische en inhoudelijke kennis na zo een lange periode al dan niet nog aanwezig is bij de belastingplichtige is een ander paar mouwen.
Bron: Wet houdende diverse fiscale en financiële bepalingen van 25 oktober 2022
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.