Is een fiscale geldboete verhaalbaar op de erfgenamen?
Het Hof van Beroep te Antwerpen heeft zich op 30 april 2024 uitgesproken in een rechtszaak waarbij de fiscus administratieve geldboetes wenste te verhalen op de erfgenamen van de bestrafte belastingplichtige.
Maar wat met het vermoeden van onschuld of het persoonlijk karakter van een straf?
Feiten
Een belastingplichtige was (rechtstreeks en onrechtstreeks) medeoprichter en medeaandeelhouder van een aantal Luxemburgse SPF's (Société de gestion de Patrimoine Familiale), maar “verzaakte” niettemin aan de verplichte melding ervan als juridische constructies in zijn aangifte personenbelasting voor het aanslagjaar 2017.
In 2019 kreeg de belastingplichtige fiscale controle en werd een administratieve geldboete van 6.250 euro per constructie (conform artikel 445 WIB’92) opgelegd.
De belastingplichtige ging hiermee niet akkoord en tekende bezwaar aan. Kort nadat de fiscus het bezwaar afwijst, komt de belastingplichtige te overlijden.
De erfgenamen van de belastingplichtige leggen de zaak voor aan de fiscale rechtbank. De fiscale rechtbank verklaart de vordering ontvankelijk en beslist dat de geldboetes niet verhaalbaar zijn op de erfgenamen.
De fiscus tekent beroep aan tegen het voor haar negatieve vonnis. Het Hof van Beroep te Antwerpen moet uitsluitsel geven.
Vragen
Kan de fiscus een administratieve boete voor het niet melden van een juridische constructie (artikel 307, §1 WIB’92) recupereren bij de erfgenamen van de belastingplichtige?
Is het artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna “EVRM”), waaronder het vermoeden van onschuld en persoonlijk van een straf, ook van toepassing op erfgenamen?
Beslissing Hof van Beroep
Uit eerdere rechtspraak van het Grondwettelijk Hof blijkt dat alle administratieve geldboetes van artikel 445 WIB’92 een repressief en strafrechtelijk karakter hebben, en aldus vallen onder de waarborgen van artikel 6 EVRM.
De administratieve boete in kwestie heeft namelijk de bedoeling om de inbreuken begaan door de belastingplichtige te voorkomen en te bestraffen.
Volgens het Hof had de belastingplichtige in casu de fiscale inbreuk begaan en was de fiscus terecht overgegaan tot het vestigen van de administratieve geldboete in hoofde van de belastingplichtige. Maar dat wil niet zeggen dat ook de erfgenamen (bijvoorbeeld door opname in het passief) zonder meer gehouden zijn tot deze boete.
Vermits niet is aangetoond dat de erfgenamen op enige wijze hebben bijgedragen aan de fiscale inbreuken, worden de facto de erfgenamen bestraft. Hierdoor is het vermoeden van onschuld van de erfgenamen en het persoonlijk karakter van de straf geschonden.
Uiteindelijk besluit het Hof van Beroep te Antwerpen dat de administratieve geldboetes niet meer tegenstelbaar zijn aan de erfgenamen van de overleden belastingplichtige. Hetgeen in lijn is met voornoemde rechtspraak van het Grondwettelijk Hof.
Conclusie
Vermits de administratieve boetes van artikel 445 WIB’92 een repressief en strafrechtelijk karakter hebben, zijn ook de waarborgen van artikel 6 EVRM (waaronder het vermoeden van onschuld en het persoonlijk karakter van een straf) van toepassing.
Deze boetes zijn persoonlijk en enkel aan de belastingplichtige toerekenbaar, én dus niet aan de erfgenamen.
Tot slot en goed om te weten: ook de administratieve commentaar inzake de directe belastingen bevestigt dat aan erfgenamen geen belastingverhoging kan worden opgelegd voor aangiften die hun rechtsvoorgangers bij leven hebben ingediend (Comm. IB/92 nr. 444/6).
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.
Sophie Claeys
Bron: Antwerpen 30 april 2024, 2022/AR/678 (Fiscale Koerier, nr. 9, 2024, noot Wim Defoor); GWH 16 juli 2009 en GWH 14 oktober 2021.