Fiscaal co-ouderschap: is het een "moetje" of een "magje"?
Wanneer een relatie spaak loopt is, er niet alleen een emotionele component waarmee we moeten rekening houden. Na het nemen van de (al dan niet gewenste) beslissing om uit elkaar te gaan, moet ook het financiële plaatje aan bod komen. Alsof dat alles nog niet genoeg is, dient u bovendien te “onderhandelen” over de regeling inzake de kinderen. Beslissen om uit elkaar te gaan kan emotioneel misschien de beste oplossing zijn en in een goede verstandhouding is veel mogelijk. Maar het betekent vaak het begin van een burgerrechtelijk en fiscaalrechtelijk getouwtrek. Het fiscaal co-ouderschap werd wettelijk verankerd om daaraan alvast tegemoet te komen.
Maar is die wettelijke regeling wel altijd de beste in uw situatie? Is het mogelijk dat de ex-partners onderling andere regelingen te treffen? We merken dat daar in de praktijk toch vaak discussies over ontstaan en zijn daarom de rechtspraak en rechtsleer ingedoken.
Wat is fiscaal co-ouderschap?
Wanneer ouders van een gemeenschappelijk kind beslissen om uit elkaar te gaan, zullen zij ook apart gaan wonen. Ze beslissen echter om wel gezamenlijk en gelijkwaardig de opvoeding en het ouderlijk gezag inzake de kinderen te blijven uitoefenen. Het uitgangspunt is “gelijkwaardigheid”: we gaan zoveel mogelijk op gelijke basis verdelen. Dit is het burgerrechtelijke co-ouderschap.
Het fiscaal co-ouderschap werd met dezelfde saus overgoten. Het uitgangspunt is ook daar dat kinderen geacht worden, gelijk deel uit te maken van het fiscale gezin van de beide ouders. Door het fiscaal co-ouderschap zullen de beide ouders, elk voor de helft, van de fiscale voordelen inzake het ten laste nemen van de kinderen kunnen genieten. De wettelijke basis is opgenomen in artikel 132bis WIB’92. Voornoemd artikel, bevat ook de formaliteiten waaraan vervuld moet zijn om van het fiscaal co-ouderschap te kunnen genieten.
Indien aan de formaliteiten voldaan is, zullen de ouders allebei, tegelijkertijd, de kinderen ten laste kunnen nemen.
Voorwaarden fiscaal co-ouderschap
Aan de toepassing van het fiscaal co-ouderschap zijn formaliteiten verbonden.
Zo moet er een geregistreerde of door de rechter gehomologeerde overeenkomst tussen de ouders zijn. In die overeenkomst moeten zij uitdrukkelijk vermelden dat de huisvesting van de kinderen gelijkmatig verdeeld is. Ook moet er genoteerd staan dat beide ouders bereid zijn om de toeslagen op de belastingvrije som voor de kinderen onder elkaar willen verdelen.
Indien er niet zo’n dergelijke overeenkomst tussen de ouders is, dan kan ook uit rechterlijke beslissing de gelijkmatige huisvesting van de kinderen blijken.
Strikte interpretatie
De ouders mogen geen deel meer uitmaken van hetzelfde gezin, maar ze dienen wel samen te voldoen aan de onderhoudsplicht richting de gezamenlijke kinderen. Daarover bestaat meestal geen discussie.
Vooral het principe van de gelijkmatige verdeling van de huisvesting kan zich echter weren als een duiveltje in een wijwatervat. Dat principe is namelijk strikt te interpreteren. In gevallen waarbij de huisvesting assymetrisch of (quasi)ongelijk is, zal het fiscaal co-ouderschap geen toepassing kunen vinden.
Ook het belang van de onderliggende overeenkomst of rechterlijke uitspraak mag men niet onderschatten. Zonder dergelijk document is fiscaal co-ouderschap niet mogelijk. Het woord niet dient men hier effectief te onderlijnen. Het volstaat niet om de gelijkmatige huisvesting feitelijk te kunnen bewijzen, door verklaringen of andere rechtsmiddelen. Het feitelijk gelijkmatig verblijf van de kinderen bij de ouders, is op zichzelf niet voldoende.
Met andere woorden: de rechterlijke beslissing, dan wel de geregistreerde of gehomologeerde overeenkomst tussen de ouders, vormt het enige (weerlegbare) bewijsmiddel van de gelijkmatige huisvesting. Weerlegbaar, want het is niet omdat u over een dergelijk geschrift beschikt, dat de situatie in de praktijk ook effectief zo wordt uitgevoerd. De ouder bij wie de kinderen voornamelijk verblijven zal met alle middelen van recht het tegenbewijs kunnen leveren.
Is afwijken van de basisregels mogelijk?
Indien de ouders zelf een overeenkomst inzake het verblijf van de kinderen opmaken en willen genieten van het voordeel van het fiscaal co-ouderschap, moeten zij zich daarmee uitdrukkelijk akkoord verklaren. Dit is niet het geval indien de rechter een dergelijke uitspraak doet.
Het is ook mogelijk dat ouders bij overeenkomst beslissen om een gelijk verblijf van de kinderen te organiseren, maar zonder het fiscaal co-ouderschap erbij te nemen.
Ouders kunnen dus afwijken van het principe van het fiscaal co-ouderschap en dit via hun onderlinge geregistreerde/gehomologeerde overeenkomst.
Het behoeft ook de vermelding dat het fiscaal co-ouderschap zal vervallen indien de onderhoudsplichtige ouder beslist om periodieke onderhoudsbijdragen ten voordele van de kinderen in aftrek te brengen. Dit is uitdrukkelijk niet toegestaan door artikel 132bis WIB’92. Dat zou dan nog een achterpoortje kunnen zijn om het fiscaal co-ouderschap buiten spel te zetten.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.