Finaal verrekenbeding: fiscus lijkt de strijd te verliezen
Sinds jaar en dag richt de fiscus haar pijlen op het fiscaal verrekenbeding. De belastingadministratie kan immers moeilijk verkroppen dat een finaal verrekenbeding als aanvaardbaar passief in de nalatenschap wordt beschouwd. Op die manier wordt immers de belastbare grondslag voor de heffing van de erfbelasting verminderd, of zelfs helemaal tot nul herleid.
Logisch dus dat de fiscus hemel en aarde beweegt om het finaal verrekenbeding fiscaalrechtelijk onderuit te halen.
Finaal verrekenbeding
Het finaal verrekenbeding is een beding in een huwelijkscontract dat bij een stelsel van scheiding van goederen wordt ingelast en dat als doelstelling heeft om een bepaalde vorm van huwelijksvermogensrechtelijke solidariteit in te lassen tussen echtgenoten die gehuwd d zijn onder een stelsel van scheiding van goederen.
Zo kan het finaal verrekenbeding een oplossing bieden wanneer één van beide echtgenoten gaat werken en de andere thuis blijft om bijvoorbeeld voor de kinderen te zorgen. Deze echtgenoot bouwt minder vermogen op en heeft in een stelsel van scheiding van goederen in principe evenmin recht op het vermogen van de partner.
Een finaal verrekenbeding biedt in dat geval de mogelijkheid om bij ontbinding van het huwelijk, al dan niet door overlijden, dit onevenwicht te herstellen door de langstlevende echtgenoot een vordering toe te kennen op het actief van de nalatenschap. Het is net deze vordering die een doorn in het oog is voor de fiscus.
Aanvaardbaar passief?
In een arrest van 31 oktober 2014 diende het Hof van Cassatie zich uit te spreken over het feit of een finaal verrekenbeding als een aanvaardbaar passief van de nalatenschap kan worden beschouwd. Het Hof heeft echter nagelaten een duidelijk standpunt in te nemen. Dit moet betreurd worden aangezien het Hof een uitgelezen mogelijkheid laat liggen om rechtszekerheid te brengen, althans vanuit fiscaalrechtelijk oogpunt.
Rechtspraak en rechtsleer blijven aldus verdeeld over de fiscaalrechtelijke gevolgen van dergelijk finaal verrekenbeding. De meerderheid van de rechtsleer, hierin gevolgd door de rechtspraak, lijkt echter meer en meer te evolueren richting aanvaarding van het finaal verrekenbeding als passief in de nalatenschap.
Het zou ons te ver leiden dieper in te gaan op de technische aspecten van de argumentatie van voor- en tegenstanders van de aanvaarding van een finaal verrekenbeding als passief in de nalatenschap.
Alleszins heeft het er de schijn naar dat er in de toekomst minder en minder discussie zal bestaan over (i) het feit dat de schuld die ten gevolge van een finaal verrekenbeding naar aanleiding van een overlijden ontstaat, een nalatenschapsschuld is, en (ii) dat deze effectief bestaat op het ogenblik van overlijden van de echtgenoot-schuldenaar, en dit zelfs in het geval het een optioneel finaal verrekenbeding betreft.
Als men tot deze conclusies komt, dan kan men niet anders dan oordelen dat een finaal verrekenbeding als een passief van de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot moet worden beschouwd.
Conclusie
Niettegenstaande het gegeven dat de rechtsleer en rechtspraak geleidelijk aan evolueren richting aanvaarding van een finaal verrekenbeding als passief in de nalatenschap, blijft enige omzichtigheid geboden. Het Hof van Cassatie heeft immers een kans gemist de discussie hierover in een definitieve plooi te leggen.
Zolang het Hof van Cassatie als gezaghebbend rechtscollege nalaat zich hierover duidelijk uit te spreken, blijft de rechtsonzekerheid bestaan. Niettemin lijkt de fiscus uiteindelijk aan het kortste eind te zullen gaan trekken.
Cass. 31 oktober 2014 – www.cass.be
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.