Cassatie over de bestuurder als onderneming in faillissementszaken
Het Hof van Cassatie heeft op 18 maart 2022 een arrest geveld waarbij het een voorwaarde lijkt toe te voegen aan het ondernemingsbegrip. Op basis daarvan besluit zij dat de bestuurder van een gefailleerde vennootschap niet in faling kan worden verklaard. Hiermee gaat het Hof verder dan wat wettelijk voorzien is.
Het ondernemingsbegrip in het faillissementsrecht
Overeenkomstig artikel XX.22, 7° juncto artikel I.1, 1° Wetboek Economisch Recht kwalificeert als onderneming:
- iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
- iedere rechtspersoon;
- en iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.
De wetgever voorziet ook in een aantal uitzonderingen m.n. publiekrechtelijke rechtspersonen, de overheid zelf, en verenigingen zonder uitkeringsoogmerk.
Toepassing in faillissementsrecht
Een bezoldigde natuurlijke persoon-bestuurder van een vennootschap kwalificeert in principe dus als uitoefener van een zelfstandige beroepsactiviteit. Om die reden zal deze bestuurder als onderneming worden beschouwd en dus ook in faling kunnen worden verklaard.
Het is namelijk zo dat een schuldenaar die bij voortduur heeft opgehouden te betalen en wiens krediet ondermijnd is, in staat van faillissement verkeert. Voormelde schuldenaar dient steeds een onderneming te zijn. Hierin schuilt dus meteen het belang van de invulling van het ondernemingsbegrip.
Toepassing ingevolge Cassatierechtspraak
In haar arrest lijkt het Hof echter een extra voorwaarde aan het ondernemingsgebrip toe te voegen. Het Hof overweegt namelijk dat een natuurlijke persoon slechts een onderneming is: “Wanneer hij een organisatie vormt die bestaat uit een geheel van materiële, financiële of menselijke middelen met het oog op de zelfstandige uitoefening van de beroepsactiviteit.”
Hiermee stelt het Hof dat een bestuurder die geen eigen organisatie vormt in se geen onderneming is en dus niet vatbaar voor faillietverklaring. Hoe dit geheel van materiële, financiële of menselijke middelen moet worden beoordeeld, blijft echter een raadsel.
Vergelijking met andere domeinen
Middels dit arrest wordt als het ware een extra invulling aan de wettekst toegevoegd, die echter geen weerslag lijkt te vinden in andere domeinen.
Op het vlak van de inschrijvingsplicht in de KBO en de boekhoudkundige verplichtingen van ondernemingen, heeft de wetgever bestuurders expliciet uitgesloten. Andere ondernemingen zijn wel aan deze verplichtingen onderworpen. Ipse facto zijn bestuurders dus ook ondernemingen die echter van een uitzondering kunnen genieten.
Ook de Raad van State heeft steeds geoordeeld dat een bestuurder een onderneming is. Dit gezien hij zijn mandaat beroepsmatig uitoefent en niet in ondergeschikt verband.
Een bestuurder zal tenslotte ook in het sociale zekerheidsrecht steeds aan een vermoeden van toepassing van het sociaal statuut van zelfstandige onderworpen zijn.
Conclusie
Het hoeft geen betoog dat een bestuurder geconfronteerd met een faillissementsvordering zich op dit arrest zal beroepen. Het louter aanhalen geen onderneming te zijn, kan verder ook gevolgen hebben voor wat betreft de materiële bevoegdheid van de rechtbanken. Dat deze cassatierechtspraak ook wetswijzigingen op andere domeinen teweeg zal brengen, is momenteel niet aan de orde.
Bij aternio volgen wij dit in ieder geval verder op de voet.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.