we make the road
Verhoogd buitencontractueel aansprakelijkheidsrisico voor hulppersonen in een contractuele keten
Verhoogd buitencontractueel aansprakelijkheidsrisico voor hulppersonen in een contractuele keten
Op 1 februari 2024 heeft de Kamer het nieuwe boek 6 over buitencontractuele aansprakelijkheid goedgekeurd. Dit boek maakt deel uit van de grootschalige herziening van het Burgerlijk Wetboek (BW). Naast het codificeren van rechtspraak, introduceert boek 6 ook enkele belangrijke wijzigingen in de kernregels van het privaatrecht.
Een opvallende verandering is de afschaffing van de quasi-immuniteit van de hulppersoon (voorheen uitvoeringsagent), die als een juridische kernregel gold sinds de stuwadoorsrechtspraak van het Hof van Cassatie in 1973. Deze afschaffing was een van de meest besproken voorstellen in de BW-hervorming en heeft verstrekkende gevolgen op vlak van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrisico voor hulppersonen in een contractuele keten.
Over wie gaat het?
In de meeste transacties wordt er vandaag de dag gebruik gemaakt van uitvoeringsagenten. De uitvoeringsagent is een persoon aan wie de schuldenaar van een contractuele verbintenis de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de verbintenis opdraagt. Er zijn twee soorten van uitvoeringsagenten te onderscheiden: de persoon die zijn verplichtingen uitvoert onder het gezag, het toezicht of de leiding van de schuldenaar (werknemer, ambtenaar) en de zelfstandige of onderaannemer. Ook bestuurders van een vennootschap, zijn uitvoeringsagenten.
De quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent handelt over de vraag in welke mate een schakel in die ketting van contracten rechtstreeks buitencontractueel aansprakelijk gesteld kan worden door een andere schakel in de ketting waarmee geen contractband bestaat. We illustreren dit aan de hand van een voorbeeld geïnspireerd op het verontreinigde-visvijver-arrest van het Hof van Cassatie.
Een eigenaar van een woning koopt olie van een oliebedrijf. Om de olie bij de klant thuis te bezorgen, schakelt het bedrijf een werknemer of een zelfstandige in. Hierbij komen twee overeenkomsten tot stand: de verkoopovereenkomst tussen de klant en het oliebedrijf (het hoofdcontract) en de arbeids- of aannemingsovereenkomst tussen het oliebedrijf en de werknemer of zelfstandige (het ondercontract). De werknemer of zelfstandige kwalificeert in deze constructie als uitvoeringsagent van het oliebedrijf.
In de casus voor het Hof van Cassatie had de uitvoeringsagent niet gecontroleerd of de slang goed was aangesloten waardoor er olie terechtkwam in de visvijver van de klant. De vraag stelde zich dan ook in hoeverre de klant de werknemer of zelfstandige rechtstreeks kon aanspreken voor de schade.
Oude recht: quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent
Zolang het nieuwe boek 6 niet in werking treedt is het oude recht van toepassing. Deze voorziet een zeer verregaande bescherming voor de uitvoeringsagent.
Volgens het oud buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht is de uitvoeringsagent quasi immuun voor buitencontractuele aansprakelijkheid ten gevolge van de uitvoering van een overeenkomst die de schuldenaar van de verbintenis heeft tegenover zijn contractpartij.
De grondslag daarvoor werd gelegd in het eerder geciteerde Stuwadoorarrest van het Hof van Cassatie van 7 december 1973. Het Hof oordeelde dat wanneer de niet-uitvoering van een contract voortspruit uit een fout van de uitvoeringsagent van de contractant, de schuldeiser slechts over een contractuele vordering tegenover zijn contractspartij beschikt. De uitvoeringsagent kan ten aanzien van het contract niet worden beschouwd als een derde die buitencontractueel kan worden aangesproken. De uitvoeringsagent is immers betrokken bij de uitvoering van het hoofdcontract waardoor hij gezien wordt als een ‘betrokken derde’.
Dit arrest resulteerde in sterke bescherming voor de uitvoeringsagent waarbij het slechts mogelijk is om de uitvoeringsagent buitencontractueel aansprakelijk te stellen indien volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn:
- de ten laste gelegde fout maakt geen tekortkoming uit in de zin van de contractuele relatie en wel een tekortkoming aan de zorgvuldigheidsnorm; en
- de fout heeft andere schade veroorzaakt dan schade te wijten aan de slechte uitvoering van de overeenkomst.
Buitencontractuele aansprakelijkheid blijft daarnaast steeds mogelijk indien de tekortkoming tevens een strafrechtelijke inbreuk uitmaakt.
Volgens deze rechtspraak moet de aansprakelijkheid voor contractuele schade volgens de contractketting afgewikkeld worden van schakel tot schakel. In de hierboven aangehaalde casus kan de koper van de stookolie enkel zijn contractspartner, het oliebedrijf aanspreken en niet de werknemer of de zelfstandige rechtstreeks. Het oliebedrijf kan daaropvolgend de werknemer of de zelfstandige aanspreken volgens de voorwaarden uiteengezet in het ondercontract. De uitvoeringsagent heeft op deze manier ‘immuniteit’ ten opzichte van de hoofdschuldeiser.
De werknemer heeft als uitvoeringsagent echter nog een bijkomende bescherming via artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet (WAO). Ingeval de werknemer bij de uitvoering van zijn overeenkomst de werkgever of derden schade berokkent, is hij enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Volgens de casus zou de werkgever zijn werknemer dus slechts kunnen aanspreken indien hij bijvoorbeeld zeer vaak dezelfde fout begaat.
Nieuw buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht
Het nieuwe boek 6 gooit de immuniteit de deur uit en wijzigt meteen ook de terminologie van ‘uitvoeringsagent’ naar ‘hulppersoon’.
Principe: afschaffing van de quasi-immuniteit van de hulppersoon
Het nieuw buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht keert het uitgangspunt van de huidige wetgeving om. Artikel 6.3, §2 BW bepaalt dat tenzij de wet of het contract anders bepaalt, de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractant, toepassing vinden. In plaats van een principieel samenloop verbod is nu samenloop principieel toegelaten.
In het verontreinigde visvijver arrest zal de koper naast zijn contractuele aansprakelijkheid tegenover het oliebedrijf, ook de werknemer of zelfstandige buitencontractueel kunnen aanspreken wat zorgt voor een sterkere juridische positie voor de benadeelde.
Verweermiddelen
De hulppersoon wordt echter onder het nieuwe recht niet volledig aan zijn lot overgelaten. De aansprakelijkheidspositie van de hulppersoon als betrokken derde heeft als specifiteit dat hij kan genieten van de dubbele doorwerking van contractuele verweermiddelen. Voor het geval waarbij de benadeelde ervoor kiest om de hulppersoon aan te spreken voorziet de wet twee sets extra verweermiddelen:
- de verweermiddelen uit het hoofdcontract tussen de hoofdschuldenaar en de opdrachtgever van de hulppersoon; en
- de verweermiddelen volgend uit het ondercontract tussen de hulppersoon en zijn opdrachtgever.
Indien in één van deze contracten bijvoorbeeld een exonerantiebeding is voorzien, kan de hulppersoon zich hierop beroepen.
Op het principe van de dubbele doorwerking bestaan twee wettelijke uitzonderingen. De hulppersoon kan zich niet beroepen op de verweermiddelen uit het hoofdcontract en het ondercontract wanneer:
- de schade het gevolg is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit van de schuldeiser; of
- de schade het gevolg is van een fout van de hulppersoon met het opzet om schade te veroorzaken conform het al om bekende gezegde ‘fraus omnia corrumpit’.
Indien de hulppersoon tevens werknemer is, beschikt hij bijkomend over het verweermiddel uit artikel 18 WAO zowel tegenover zijn werkgever als tegenover de hoofdschuldeiser.
Niet van dwingend recht
Waar volgens de geldende rechtspraak de quasi-immuniteit van de hulppersoon van dwingend recht was, bepaalt het tweede lid van art. 6.3, §2 BW iets anders. De voorrang blijft toekomen aan bijzondere wettelijke bepalingen en contractuele bedingen. Het is bijgevolg dus mogelijk om via het contract de buitencontractuele aansprakelijkheid van de hulppersoon uit te sluiten en de hoofdschuldeiser te dwingen de ketting van contracten te volgen.
De vraag is dan ook in welk overeenkomst men de uitsluiting moet voorzien, in het hoofdcontract of in het ondercontract?
De parlementaire voorbereiding geeft hier geen verdere duiding over. Mijn inziens dient deze uitsluiting te gebeuren in het hoofdcontract aangezien de hulppersoon zich hier op kan beroepen via de dubbele doorwerking en de hoofdschuldeiser met de uitsluiting heeft ingestemd. Mocht dit in het ondercontract geclausuleerd zijn, zou dit een sterkmaking uitmaken in hoofde van de opdrachtgever van de hulppersoon wat een verhoogd risico op contractbreuk zou inhouden. Indien men redeneert dat de sterkmaking een ‘verweermiddel’ uitmaakt in de zin van de wet, zou men wel kunnen besluiten dat ook in het ondercontract de uitsluiting kan worden opgenomen. Idealiter neemt men de uitsluiting zowel in het hoofdcontract als in het ondercontract op.
Daarnaast moeten we ook rekening houden met de grenzen van geldigheid van een bevrijdingsbeding (art. 5.89, §1 BW). Voor niet geschreven worden gehouden de bedingen die de schuldenaar bevrijden:
- van zijn fout die het leven of de fysieke integriteit van een persoon aantast; of
- van zijn opzettelijke fout.
Een fout die het leven of de fysieke integriteit van een persoon aantast, heeft zowel gevolgen voor de doorwerking van de verweermiddelen als voor de uitsluiting van buitencontractuele aansprakelijkheid.
Ratio
Beleidsmatig gezien verklaart men de quasi-immuniteit van de hulppersoon met de doelstelling om te vermijden dat de benadeelde het samenloopverbod omzeilt door de hulppersoon van zijn medecontractant aan te spreken om zo de risicoverdeling in de hoofdovereenkomst te doorbreken. Volgens de wetgever is de quasi-immuniteit echter te verregaand. De buitencontractuele immuniteit van de hulppersoon valt in talrijke omstandigheden onredelijk nadelig uit voor de hoofdschuldeiser. Dit is in het bijzonder het geval indien een vordering tegen de hoofdcontractant geen nuttig resultaat oplevert omdat deze laatste failliet is of zich kan beroepen op een exoneratie-beding of op een andere persoonlijke grond van ontheffing van aansprakelijkheid.
Het is niet redelijk dat de hoofdschuldeiser tegen de hulppersoon op geen enkele manier noch contractueel, noch buitencontractueel verhaal kan uitoefenen, welke fouten (met uitzondering van strafrechtelijke inbreuken) deze ook begaat. Volgens de wetgever is het daarom beter om buitencontractuele aansprakelijkheid wel toe te laten en de hulppersoon te voorzien van dezelfde verweermiddelen als de hoofdschuldenaar. Dit brengt een meer evenwichtige invulling tot stand van de rechtsverhouding tussen de hoofdschuldeiser en de hulppersoon dan de quasi-immuniteit. De hoofdschuldeiser kan zich normalerwijze eraan verwachten dat de hoofdschuldenaar hulppersonen zal inschakelen. Het is redelijk dat hij tegen deze laatsten niet meer aanspraken heeft dan tegen de hoofdschuldenaar zelf. Ook vanuit de doelstelling van het aansprakelijkheidsrecht zal dit de hulppersoon aanzetten tot meer zorgvuldigheid en komt dit de proces-economie ten goede.
Impact
Waar voorheen de uitvoeringsagent op beide oren kon slapen, wordt hij als hulppersoon nu blootgesteld aan een verhoogd risico op buitencontractuele aansprakelijkheid. Het nieuwe boek 6 zal van toepassing zijn op feiten die tot aansprakelijkheid kunnen leiden en die zich hebben voorgedaan na de inwerkingtreding van deze wet. Dit houdt in dat zij dus van toepassing zal zijn op bestaande contractuele relaties ongeacht de datum waarop dit contract werd gesloten. Het nieuwe boek 6 zal in werking treden op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Het is daarom aangewezen om in uw bestaande contracten goed na te gaan of en in hoeverre buitencontractuele aansprakelijkheid is uitgesloten. Voor het afsluiten van nieuwe contracten zal het aansprakelijkheidsdebat best deel uitmaken van de onderhandelingen met uw opdrachtgever.
Daarnaast gaat buitencontractuele aansprakelijkheid hand in hand met het afsluiten van een goede verzekering. Het is raadzaam voor hulppersonen om te controleren of ze gedekt zijn door de aansprakelijkheidsverzekeringen van hun medecontractant en wat de specifieke voorwaarden zijn.
Conclusie
De goedkeuring van het nieuwe boek 6 zorgt voor een ingrijpende verandering in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht. De afschaffing van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent heeft aanzienlijke gevolgen voor zowel bestaande als toekomstige contractuele relaties.
Hulppersonen zullen vanaf de inwerkingtreding principieel buitencontractueel aansprakelijk gesteld kunnen worden behalve indien dit op een geldige manier contractueel is uitgesloten. Zij kunnen behoudens voor psychische en fysieke schade en opzettelijke fout, genieten van de dubbele doorwerking van verweermiddelen uit het hoofdcontract en het ondercontract
Een goede doorlichting van bestaande contracten, verzekeringspolissen en aandacht bij het onderhandelen van nieuwe contracten zijn essentieel om de aansprakelijkheidspositie van de hulppersoon veilig te stellen.
Heeft u vragen rond aansprakelijkheid of wil u hulp bij de controle van uw contracten? aternio legal staat voor u klaar.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.