Bestuursbezoldigingen: impliciete of expliciete goedkeuring
Over bestuursbezoldigingen kan een boom worden opgezet. Zo ook wanneer de statuten van de vennootschap vermelden dat “de mandaten van het bestuursorgaan onbezoldigd zijn, behoudens andersluidende beslissing van de algemene vergadering“.
Dit lijkt op het eerste zicht een bepaling waarmee men nog alle kanten op kan. In de praktijk kan deze zin echter voor heel wat discussie zorgen, onder meer inzake de fiscale aftrekbaarheid van een (impliciet) toegekende bestuursbezoldiging.
Aftrekbaarheid van bestuursbezoldigingen
Artikel 49 van het Wetboek Inkomstenbelasting regelt de aftrekbaarheid van beroepskosten. Het gaat om kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan/gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen/behouden en waarvan de echtheid en het bedrag kan verantwoord worden door middel van bewijsstukken of door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen (met uitzondering van de eed).
Maar wanneer en hoe kan dit bewezen worden?
Bezoldiging toekennen is bevoegdheid van de algemene vergadering
De benoeming van het bestuursorgaan is principieel een bevoegdheid van de algemene vergadering. Correlatief is het ook de algemene vergadering die bevoegd is om bezoldigingen goed te keuren van het bestuursorgaan. De vraag is nu of de algemene vergadering de toekenning van bestuursbezoldigingen expliciet dient op te nemen in haar notulen, of dat dit ook impliciet kan worden afgeleid uit de goedkeuring van de jaarrekening?
Beoordeling in concreto
Het hof van Beroep te Antwerpen heeft zich in haar arrest van 17 februari 2015 over deze vragen gebogen.
Concreet was in de statuten de clausule opgenomen dat de mandaten onbezoldigd waren, behoudens andersluidende beslissing van de algemene vergadering. In de notulen van de algemene vergadering werd echter met geen woord gerept over een eventuele bestuursbezoldiging. Hoewel er, de facto, wel bezoldigingen werden toegekend aan het bestuur.
De fiscale administratie was hierdoor van mening dat deze bezoldigingen niet aftrekbaar waren, aangezien zij “in strijd met de statuten” werden uitgekeerd. De fiscus interpreteert de tekst van de statuten immers letterlijk en strikt door te stellen dat een expliciete beslissing van de algemene vergadering (lees: opgenomen in de notulen) aan de basis van de bezoldiging dient te liggen.
Het hof van beroep is echter een andere mening aangedaan. De algemene vergadering kan expliciet in haar notulen vermelden dat de betreffende mandaten voortaan bezoldigd zullen worden uitgeoefend, maar dit kan ook impliciet blijken uit de goedkeuring van de jaarrekening.
De goedkeuring van de jaarrekening is namelijk een bevoegdheid van de algemene vergadering. Wanneer de jaarrekening goedgekeurd wordt, geldt dit ook voor alle elementen van die jaarrekening: balans, resultatenrekening en toelichting. Wanneer uit de goedgekeurde jaarrekening dus blijkt dat er bestuursbezoldigingen werden uitgekeerd, is dit voldoende.
In casu kon tevens worden bewezen dat het om een effectieve tewerkstelling ging, waarbij echte prestaties werden geleverd en waarvan bovendien fiches en samenvattende opgaven werden opgemaakt.
Het hof bevestigt dan ook, terecht, de geldige aftrekbaarheid van de bestuursbezoldigingen als beroepskosten.
Volg aternio op LinkedIn voor meer finance, tax & legal nieuws.